Uitgangsvraag
Wat is de effectiviteit van psychologische interventies voor familieleden en verzorgers van kinderen tussen 0 en 18 jaar in de palliatieve fase?
P |
Familieleden en verzorgers van kinderen tussen 0 en 18 jaar in de palliatieve fase. |
I |
Psychologische interventies. |
C |
Geen behandeling/placebo. |
O |
Kwaliteit van leven, psychosociale uitkomsten. |
Conclusies van evidence
NICE richtlijn 'End of life care for infants, children and young people' [2016]
In de NICE-richtlijn ‘End of life care for infants, children and young people’ zijn geen kwalitatieve en kwantitatieve studies gevonden over het effect van emotionele en psychologische ondersteuning en interventies bij ouders van kinderen en jongeren met levensduurverkortende aandoeningen (1).
Richtlijn 'Palliatieve zorg voor kinderen' [2022]
PRISM-P interventie (promoting resilience in stress management, parent directed), één-op-één sessies
Er is zeer lage kwaliteit van bewijs gevonden in 1 RCT dat de PRISM-P interventie aangeboden in één-op-één-sessies, op lange termijn (3 maanden), veerkracht en ‘benefit-finding’ verhoogt bij ouders/verzorgers van kinderen met kanker in vergelijking met de controle groep (gebruikelijke zorg) (5).
Er is zeer lage kwaliteit van bewijs gevonden in 1 RCT dat er op lange termijn (3 maanden) geen significant effect is van de PRISM-P interventie aangeboden in één op één sessies op hoop, ervaren sociale steun, kwaliteit van leven, ervaren stress en psychologische stress bij ouders/verzorgers van kinderen met kanker in vergelijking met de controle groep (gebruikelijke zorg) (5).
PRISM-P interventie (promoting resilience in stress management, parent directed), groepssessies
Er is zeer lage kwaliteit van bewijs gevonden in 1 RCT dat er op lange termijn (3 maanden) geen significant effect is van de PRISM-P interventie aangeboden in groepssessies op veerkracht, ‘benefit-finding’, hoop, ervaren sociale steun, kwaliteit van leven, ervaren stress en psychologische stress bij ouders/verzorgers van kinderen met kanker in vergelijking met de controle groep (gebruikelijke zorg) (5).
Community-based ondersteuningsprogramma
Er is zeer lage kwaliteit van bewijs gevonden in 1 RCT uit één systematisch review dat er op lange termijn (12 maanden) geen significant effect is van een community-based ondersteuningsprogramma op angst bij moeders van kinderen met Cystic Fibrosis in vergelijking met de controle groep (contact met telefoonnummer)(4).
Psychologische interventies waaronder cognitieve gedragstherapie, gezinstherapie, probleem-oplossingsgerichte therapie en multi systemische therapie
Er is lage kwaliteit van bewijs gevonden in 5 RCTs uit één systematisch review dat psychologische interventies (cognitieve gedragstherapie, gezinstherapie, probleem-oplossingsgerichte therapie en multi systemische therapie) voor ouders van kinderen met kanker, onmiddellijk na de interventies, het (opvoeding)gedrag van ouders verbeteren in vergelijking met de controle groep (6).
Er is lage kwaliteit van bewijs gevonden in 5 RCTs uit één systematisch review, dat er op langere termijn (na 2 tot 12 maanden) geen significant effect is van psychologische interventies (cognitieve gedragstherapie, gezinstherapie, probleem-oplossingsgerichte therapie en multi systemische therapie) voor ouders van kinderen met kanker op het (opvoeding)gedrag van ouders in vergelijking met de controlegroep (6).
Er is zeer lage kwaliteit van bewijs gevonden in 9 RCTs uit één systematisch review, dat er onmiddellijk na de interventie geen significant effect is van psychologische interventies (cognitieve gedragstherapie, gezinstherapie, probleem-oplossingsgerichte therapie en multi systemische therapie) voor ouders van kinderen met kanker op de mentale gezondheid van ouders in vergelijking met de controlegroep (6).
Er is lage kwaliteit van bewijs gevonden in 6 RCTs uit één systematisch review, dat psychologische interventies (cognitieve gedragstherapie, gezinstherapie, probleem-oplossingsgerichte therapie en multi systemische therapie) voor ouders van kinderen met kanker, op lange termijn, de mentale gezondheid van de ouders verbeteren in vergelijking met de controlegroep (6).