-
Kinderen, palliatieve zorg voor
- Inleiding
-
Algemene aanbevelingen
- Organisatie van zorg
- Advance Care Planning & gezamenlijke besluitvorming
- Psychosociale zorg
- Zorg bij verlies en rouw
-
Juridische aspecten van besluitvorming
-
Symptomen
- Angst en Depressie
- Delier
- Dyspneu
- Hematologische verschijnselen
- Hoesten
- Huidklachten
- Misselijkheid en Braken
- Neurologische symptomen
- Pijn
- Reutelen
- Vermoeidheid
-
Refractaire symptomen
- Palliatieve sedatie
- Vocht en/of voeding onthouding
-
Bijlagen
Hoesten
Werkgroep
Inge Ahout, voorzitter
Arno Colenbrander
Govert Brinkhorst
Linda Corel
Cindy Joosen
Leo van Vlimmeren
Kim van Teunenbroek
De leden van de Kerngroep
Inleiding, definitie en oorzaak
Hoesten ontstaat veelal door een prikkeling van de bovenste en/of onderste luchtwegen. De hoestreflex zorgt voor een diepe inhalatie, vervolgens sluiting van de stembanden en meteen aansluitend drukopbouw in de thorax. Dit mondt uit in een geforceerde krachtige expiratie wanneer de stembanden plotseling geopend worden. Door het genereren van een hoge luchtstroom kunnen de luchtwegen gereinigd worden. Hoesten draagt derhalve bij aan het mechanische verdedigingsmechanisme van de onderste luchtwegen en oropharynx.
Vereisten voor een effectieve hoest zijn een goede aansturing van de betrokken spieren en stembanden en het hebben van voldoende spierkracht. Een normale hoestfrequentie is 1 tot 2 maal per uur. De incidentie van hoesten bij kinderen in de palliatieve fase is niet bekend. Hoesten kan een vervelend symptoom zijn en leiden tot vermoeidheid, buikpijn, thoracale pijn, braken, moeilijk kunnen eten en drinken, verstoorde slaap, uitputting en ribfracturen (1).
Oorzaken van het symptoom hoesten bij kinderen zijn:
- Algemene oorzaken: Infectie van bovenste of onderste luchtwegen/ protracted bacterial bronchitis/bronchiëctasieën, postinfectieuze hoest/ post nasal drip.
- Gastroeofageale reflux, vooral bij kinderen met spierzwakte en/of sondevoeding.
- Astma.
- Interstitiële longafwijkingen.
- Ernstige chronische longaandoeningen, waaronder cystische fibrose.
- Slikstoornissen en aspiratie (ook bij vreemd lichaam, eventueel oesofagotracheale fistel, posterior drooling).
- Hartfalen.
- Passief meeroken/rook.
- Latrogeen door medicatie (bv ACE-remmers, benzodiazepinen, bleomycine, methotrexaat, NSAID’s).
- Oncologisch (longmetastasen, obstructie of vernauwing van luchtwegen/bloedvaten of lymfevaten door groei of druk van oncologisch proces).
- Slapte van de larynxmusculatuur.