Download hele richtlijn

Delier

Diagnostiek 

Er is niet systematisch gezocht in de literatuur naar diagnostiek van delier bij kinderen tussen 0 en 18 jaar in de palliatieve fase. De overwegingen en aanbevelingen zijn geformuleerd op grond van ervaringen van experts en richtlijnen uit de kindergeneeskunde (1). 

Aanbevelingen

Belangrijk: Zie algemene aanbevelingen voor aanbevelingen die van belang zijn in elk palliatief traject en in elk stadium van de ziekte van het kind.

Doen 
(sterke aanbeveling)

 

  • Schakel, met name in de thuissituatie, ouders en betrokken zorgverleners in voor het stellen van de diagnose delier. Een belangrijke vraag is: laat het kind het voor het kind herkenbare gedrag zien? 

Overweeg 
(zwakke aanbeveling)

 

 

  • Overweeg laagdrempelig overleg met een kinder- en jeugdpsychiater voor het stellen van de diagnose.
  • Overweeg, ook in de thuissituatie, laagdrempelig gebruik te maken van observatielijsten CAP-D, SOS-PD en PAED. 
  • Overweeg bij signalen van apathie, de diagnose van hypoactief delier.

Overwegingen

Volgens de richtlijn ‘Multidisciplinaire richtlijn pediatrisch delier en emergency delier’ (2021) van de NvvP wordt de diagnose pediatrisch delier bij voorkeur gesteld door een ervaren (ziekenhuis) kinder- en jeugdpsychiater, kinderarts, kinderanesthesioloog of kinderneuroloog, gebruik makend van de DSM-5 criteria (1). Daarnaast wordt in de richtlijn het volgende aanbevolen:

  • Diagnosticeer een delier bij kinderen vanaf 5 jaar die niet kritisch ziek, neurologisch beschadigd of geïntubeerd zijn, op basis van DSM-5 criteria voor delier met behulp van meet- en observatielijsten zoals de PAED. 
  • Stel de diagnose delier bij kinderen van 3 maanden tot 5 jaar of bij kritisch zieke, neurologisch beschadigde en/of geïntubeerde kinderen op basis van: 
    • observatie van meer motorische en gedragsmatige onrust en apathie, zoals in kaart gebracht met observatielijsten als de RASS.
    • observatie van ouders dat ze hun kind niet meer herkennen.
    • uitsluiting van andere logische verklaringen.
  • Betrek waar mogelijk een deskundig (ziekenhuis) kinder- en jeugdpsychiater:
    • als door (leden van) een multidisciplinair team (verpleegkundige, arts, pedagogisch medewerker) verandering in kinderpsychologische/psychiatrische symptomen als cognitieve en executieve functies, waarneming, motoriek of het gedrag van het kind wordt gesignaleerd en/of als ouders aangeven dat zij hun kind niet meer herkennen. 
    • indien kinderen niet bij bewustzijn zijn of te onrustig zijn, kan een goed neuropsychiatrisch onderzoek niet valide uitgevoerd worden. Beoordeling van het toestandsbeeld op sedatie/apathie en onrust door middel van observatielijsten kan helpen te beoordelen of een kind neuropsychiatrisch onderzocht kan worden (1). 

Volgens de richtlijn ‘End of life care for infants, children and young people: planning and management (2016)’ van de NICE, is het voor kinderen met een neurologische handicap belangrijk om er rekening mee te houden dat tekenen en symptomen van onrust en delier kunnen worden verward met tekenen en symptomen van epilepsie of dystonie (4). 

De werkgroep is van mening dat herkenning van een pediatrisch delier in de palliatieve fase vaak wordt bemoeilijkt door de beperkte communicatiemogelijkheden van het kind, ernstige ziekte en/of neurologische beschadiging. Herhaalde observaties van gedrag van het kind en fluctuaties in dit gedrag blijven belangrijk om een delier bij het kind te onderkennen. Observaties van ouders zijn hierin onmisbaar. Aanvullend kunnen observatielijsten behulpzaam zijn bij het stellen van de diagnose. Er zijn meerdere gevalideerde vragenlijsten (zoals SOS-PD, CAP-D, pCAM-ICU). Deze vragenlijsten zijn niet gevalideerd in de thuissituatie, maar kunnen eventueel wel in de thuissituatie gebruik worden.

De diagnose delier kan het beste gesteld kan worden door een ervaren arts met expertise op gebied van delier (bijvoorbeeld kinder- en jeugdpsychiater). Dit is in de palliatieve fase niet altijd fysiek haalbaar is. Overweeg contact met een van deze experts via telefoon of beeldbellen om zo toch gebruik te maken van deze expertise. Overleg of er mogelijkheden zijn dat een expert naar de verblijfplaats van het kind komt voor beoordeling ter plaatse. 

Overweeg bij signalen van apathie, de diagnose hypoactief delier. Deze vorm van delier kan zich juist uiten door ogenschijnlijke afwezigheid van symptomen. Dit wordt in praktijk nogal eens verward met een depressie.