Regelmatig gebruik van het Utrecht Symptoom Dagboek-4D maakt zichtbaar welke aandacht van zorg en begeleiding een patiënt op dat moment wenst
In oktober 2024 is een tweede ‘Meting Welbevinden Palliatieve Zorg’ uitgevoerd. In de resultaten zien we 'dierbaren loslaten' en 'moe' als de meest genoemde en hoogst gescoorde klachten en zorgen.
Wat is de Meting Welbevinden
Zorgverleners vragen patiënten online of schriftelijk een vragenlijst in te vullen over het (on)welbevinden van mensen in de palliatieve fase op lichamelijk, psychisch, sociaal en spiritueel gebied via het Utrecht Symptoom Dagboek - 4 dimensioneel (USD-4D). Is het niet mogelijk dat de patiënt dit zelf invult, dan kan de zorgverlener een naaste vragen of het zelf invullen. De Meting Welbevinden, ook wel puntprevalentiestudie, cross-sectionele meting of flashmobstudie genoemd, geeft een beeld op een bepaald moment in de tijd.
Wat valt op?
Zingeving
Twee van de vijf hoogst gescoorde klachten en zorgen zijn socio-spirituele items; ‘dierbaren loslaten’ en ‘gedachte aan het einde’. Dit is een belangrijk signaal om alert te zijn op sociale en zingevingsvraagstukken bij patiënten in de palliatieve fase. Een score hoger dan 4 op deze onderwerpen kan een goede aanleiding zijn om hierover in gesprek te gaan met een patiënt.
In gesprek gaan met mijn patiënt met behulp van het USD-4D geeft goed inzicht in waar de patiënt mee bezig is, wat voor hem of haar belangrijk is.’ (verpleegkundig specialist hospice)
Pijn
Een kwart van de deelnemende patiënten geeft aan dat pijn het probleem is waar ze graag het eerst aandacht voor willen hebben. Het is goed te realiseren dat er meer klachten en zorgen zijn naast pijn. Minder pijn ervaren biedt vaak ook verlichting van andere klachten en zorgen, zoals de socio-spirituele zorgen of het geeft ruimte om daarmee aan de slag te gaan.
Vermoeidheid
‘Moe’ is zowel de meest genoemde klacht, als een van de hoogst gescoorde. Benieuwd wat je daarin voor een patiënt kan betekenen? Lees meer in de landelijke richtlijn Vermoeidheid bij kanker.
Verschil in scores
We zien verschillen in de hoogte van scores die door de patiënt, de zorgverlener en naasten worden gegeven. Dit is minder van belang omdat we vooral kijken naar het verloop van klachten. Toch kan het leerzaam zijn jouw scores als zorgverlener eens naast die van de patiënt te leggen of de verschillen met naasten te benoemen.
‘Een waarde in een cijfer uitgedrukt, is soms verhelderend. Het correspondeert niet altijd met wat je ziet. Een verdiepend gesprek is dan nodig om dit te begrijpen.’ (verpleegkundig specialist ziekenhuis)
Aan de slag
In oktober 2025 staat een volgende Meting Welbevinden in de planning. Met de jaarlijkse meting onderstrepen we het belang van het gebruik van het USD-4D om het (on)welbevinden op lichamelijk, psychisch, sociaal en spiritueel gebied te signaleren en monitoren. Het wordt gebruikt in huisartsenpraktijken, thuiszorg, ziekenhuizen en hospices om met patiënten het gesprek over klachten en zorgen en prioriteiten aan te gaan. Onderzoek heeft laten zien dat patiënten van alle opleidingsniveaus en leeftijden (tot 85 jaar) de vragen begrijpen en kunnen en willen beantwoorden.
‘Het heeft tot verrassende gesprekken geleid en bevordert de band met de patiënt.’ (verpleegkundig specialist ziekenhuis)
Wil je in jouw zorginstelling de palliatieve zorg nog beter maken, ga dan ook aan de slag met het USD-4D. Meer informatie over het USD-4D en de Meting Welbevinden vind je op Palliaweb.
Vind je het fijn als we je op de hoogte houden van ontwikkelingen rondom de Meting Welbevinden en het USD-4D, laat het ons weten via nppzii@pznl.nl. We zetten je dan op onze mailinglijst.
Meer informatie
- Factsheet Meting Welbevinden 2024
- Lees meer over de Meting Welbevinden op Palliaweb
- De Meting Welbevinden maakt deel uit van de opdracht uit het Nationaal programma Palliatieve zorg II (NPPZ II) en heeft instemming van de Stuurgroep. Binnen de werkpakketten Meten en Monitoren & Digitale Gegevensuitwisseling werken we onder andere aan het meer structureel inzichtelijk krijgen van welbevinden en symptoomlast. Dit gebeurt onder meer via het project Symptoomlast in de palliatieve fase (Sympal).
Voor vragen kun je contact opnemen met het Programmateam NPPZ II via het contactblok op deze pagina.