Interprofessioneel opleiden palliatieve zorg
Het Interprofessioneel samenwerkingsmodel palliatieve zorg beschrijft de competenties en gedragsuitingen van zorgverleners. Als je weet welke competenties bij welke zorgverlener horen, kun je de onderlinge taakverdeling daarop aanpassen. Als docent of opleider kun je deze activiteiten toepassen in het onderwijs, zodat zorgverleners niet alleen interprofessioneel samenwerken, maar ook samen leren. Via eenvoudige filteropties zijn alle taken en gedragsuitingen van zorgverleners op ieder niveau in te zien.
Interprofessioneel samenwerkingsmodel palliatieve zorg
Onderwijsraamwerk palliatieve zorg 2.0 gaat uit van een interprofessionele benadering van palliatieve zorgverlening. Palliatieve zorg is bij uitstek zorg die interprofessioneel wordt verleend aan de patiënt en diens naasten, waarbij verschillende zorgverleners als team samenwerken rondom de patiënt. Hierbij kunnen activiteiten door verschillende zorgprofessionals en het informeel netwerk worden uitgevoerd. Een interprofessionele benadering gaat uit van zorg verleend door professionals uit meerdere disciplines en uit het informeel netwerk. Het Onderwijsraamwerk palliatieve zorg 2.0 beperkt zich tot de disciplines zorg, verpleegkunde en geneeskunde. De raamwerken zijn beschikbaar voor mbo, hbo en wo(+).
Bekijk ook het Addendum Onderwijsraamwerk palliatieve zorg 2.0 - VVO, MANP en PA. Dit addendum hoort bij het onderwijsraamwerk en beschrijft de competenties voor palliatieve zorgverlening voor VVO, MANP en PA op niveau 6 en 7. Daarnaast is er een handreiking voor het gebruik van het Addendum. Deze handreiking biedt kaders en handvatten om na te gaan of en op welke wijze palliatieve zorgverlening in uw curriculum, opleidingsplan, cursorisch onderwijs of praktijkopleiding past of ingevoegd kan worden.
Samen werken en samen leren, hoe doceer je dat?
Gebruik de filters en vind taken en gedragsuitingen van zorgverleners op ieder niveau-
Gedragsuiting
Stelt vast welke waarden, wensen en behoeften patiënten en naasten hebben.
-
Gedragsuiting
Bespreekt bevindingen en werkt samen met relevante zorgprofessionals.
-
Gedragsuiting
Stelt vast welke waarden, wensen en behoeften patiënten en naasten hebben.
-
Gedragsuiting
Past complementaire zorg toe op laag complex niveau.
-
Gedragsuiting
Begeleidt en ondersteunt de patiënt en diens naasten met als doel het inzicht en de draagkracht van de patiënt en diens naasten te behouden en te bevorderen.
-
Gedragsuiting
Stelt vast welke waarden, wensen en behoeften patiënten en naasten hebben.
-
Gedragsuiting
Verleent palliatieve zorg volgens het individueel zorgplan.
-
Gedragsuiting
Past complementaire zorg toe op laag complex niveau.
-
Gedragsuiting
Begeleidt en ondersteunt de patiënt en diens naasten met als doel het inzicht en de draagkracht van de patiënt en diens naasten te behouden en te bevorderen.
-
Gedragsuiting
Biedt ruimte voor gebruiken en rituelen van de patiënt.
-
Gedragsuiting
Herkent de kenmerken van laag complexe palliatieve zorgsituaties en past het handelen daarop aan door zo nodig andere zorgprofessionals te consulteren.
-
Gedragsuiting
Consulteert waar nodig andere relevante zorgprofessionals.
-
Gedragsuiting
Stelt vast welke waarden, wensen en behoeften patiënten en naasten hebben.
-
Gedragsuiting
Continueert de zorgverlening met zorgprofessionals door middel van schriftelijke en mondelinge rapportage.
-
Gedragsuiting
Bespreekt bevindingen en werkt samen met relevante zorgprofessionals.
-
Gedragsuiting
Herkent de kenmerken van laag complexe palliatieve zorgsituaties en past het handelen daarop aan door zo nodig andere zorgprofessionals te consulteren.
-
Gedragsuiting
Consulteert waar nodig andere relevante zorgprofessionals.
-
Gedragsuiting
Stelt vast welke waarden, wensen en behoeften patiënten en naasten hebben.
-
Gedragsuiting
Past complementaire zorg toe op laag complex niveau.
-
Gedragsuiting
Biedt ruimte voor gebruiken en rituelen van de patiënt.
-
Gedragsuiting
Stelt vast welke waarden, wensen en behoeften patiënten en naasten hebben.
-
Gedragsuiting
Begeleidt en ondersteunt de patiënt en diens naasten met als doel het inzicht en de draagkracht van de patiënt en diens naasten te behouden en te bevorderen.
-
Gedragsuiting
Biedt ruimte voor gebruiken en rituelen van de patiënt.
-
Gedragsuiting
Consulteert waar nodig andere relevante zorgprofessionals.
-
Gedragsuiting
Begeleidt en ondersteunt de patiënt en diens naasten met als doel het inzicht en de draagkracht van de patiënt en diens naasten te behouden en te bevorderen.
-
Gedragsuiting
Continueert de zorgverlening met zorgprofessionals door middel van schriftelijke en mondelinge rapportage.
-
Gedragsuiting
Biedt ruimte voor gebruiken en rituelen van de patiënt.
-
Gedragsuiting
Herkent de kenmerken van laag complexe palliatieve zorgsituaties en past het handelen daarop aan door zo nodig andere zorgprofessionals te consulteren.
-
Gedragsuiting
Consulteert waar nodig andere relevante zorgprofessionals.
-
Gedragsuiting
Herkent verschillende manieren waarop mensen met lijden en ziekte omgaan en stemt hierop zijn/haar gedrag af.
-
Gedragsuiting
Rapporteert bevindingen en bespreekt bevindingen met de patiënt, diens naasten en binnen het eigen team.
-
Gedragsuiting
Rapporteert bevindingen ten aanzien van de palliatieve zorg zowel mondeling als schriftelijk.
-
Gedragsuiting
Toont empathie door te luisteren naar de patiënt en diens naasten en stelt de juiste vragen.
-
Gedragsuiting
Communiceert actief met directe collega's binnen het team.
-
Gedragsuiting
Benoemt de basis sociale vaardigheden die noodzakelijk zijn voor het omgaan met de patiënt en diens naasten in de palliatieve fase en past dit toe in een gesprek met de patiënt en diens naasten.
-
Gedragsuiting
Rapporteert bevindingen en bespreekt bevindingen met de patiënt, diens naasten en binnen het eigen team.
-
Gedragsuiting
Rapporteert bevindingen ten aanzien van de palliatieve zorg zowel mondeling als schriftelijk.
-
Gedragsuiting
Benoemt de basis sociale vaardigheden die noodzakelijk zijn voor het omgaan met de patiënt en diens naasten in de palliatieve fase en past dit toe in een gesprek met de patiënt en diens naasten.
-
Gedragsuiting
Rapporteert bevindingen en bespreekt bevindingen met de patiënt, diens naasten en binnen het eigen team.
-
Gedragsuiting
Rapporteert bevindingen ten aanzien van de palliatieve zorg zowel mondeling als schriftelijk.
-
Gedragsuiting
Benoemt de basis sociale vaardigheden die noodzakelijk zijn voor het omgaan met de patiënt en diens naasten in de palliatieve fase en past dit toe in een gesprek met de patiënt en diens naasten.
-
Gedragsuiting
Toont empathie door te luisteren naar de patiënt en diens naasten en stelt de juiste vragen.
-
Gedragsuiting
Beschrijft de vier dimensies van palliatieve zorg en verwerkt dit in een individueel zorgplan.
-
Gedragsuiting
Benoemt de basis sociale vaardigheden die noodzakelijk zijn voor het omgaan met de patiënt en diens naasten in de palliatieve fase en past dit toe in een gesprek met de patiënt en diens naasten.
-
Gedragsuiting
Herkent verschillende manieren waarop mensen met lijden en ziekte omgaan en stemt hierop zijn/haar gedrag af.
-
Gedragsuiting
Toont empathie door te luisteren naar de patiënt en diens naasten en stelt de juiste vragen.
-
Gedragsuiting
Communiceert actief met directe collega's binnen het team.
-
Gedragsuiting
Rapporteert bevindingen en bespreekt bevindingen met de patiënt, diens naasten en binnen het eigen team.
-
Gedragsuiting
Rapporteert bevindingen ten aanzien van de palliatieve zorg zowel mondeling als schriftelijk.
-
Gedragsuiting
Rapporteert bevindingen en bespreekt bevindingen met de patiënt, diens naasten en binnen het eigen team.
-
Gedragsuiting
Kan laag complexe problemen van de patiënt signaleren, binnen het team bespreken en rapporteert bevindingen in het individueel zorgplan.
-
Gedragsuiting
Kan laag complexe problemen van de patiënt signaleren, binnen het team bespreken en rapporteert bevindingen in het individueel zorgplan.
-
Gedragsuiting
Benoemt de basis sociale vaardigheden die noodzakelijk zijn voor het omgaan met de patiënt en diens naasten in de palliatieve fase en past dit toe in een gesprek met de patiënt en diens naasten.
-
Gedragsuiting
Rapporteert bevindingen en bespreekt bevindingen met de patiënt, diens naasten en binnen het eigen team.
-
Gedragsuiting
Kan laag complexe problemen van de patiënt signaleren, binnen het team bespreken en rapporteert bevindingen in het individueel zorgplan.
-
Gedragsuiting
Benoemt de basis sociale vaardigheden die noodzakelijk zijn voor het omgaan met de patiënt en diens naasten in de palliatieve fase en past dit toe in een gesprek met de patiënt en diens naasten.
-
Gedragsuiting
Rapporteert bevindingen en bespreekt bevindingen met de patiënt, diens naasten en binnen het eigen team.
-
Gedragsuiting
Kan laag complexe problemen van de patiënt signaleren, binnen het team bespreken en rapporteert bevindingen in het individueel zorgplan.
-
Gedragsuiting
Benoemt de basis sociale vaardigheden die noodzakelijk zijn voor het omgaan met de patiënt en diens naasten in de palliatieve fase en past dit toe in een gesprek met de patiënt en diens naasten.
-
Gedragsuiting
Kan laag complexe problemen van de patiënt signaleren, binnen het team bespreken en rapporteert bevindingen in het individueel zorgplan.
-
Gedragsuiting
Kan laag complexe problemen van de patiënt signaleren, binnen het team bespreken en rapporteert bevindingen in het individueel zorgplan.
-
Gedragsuiting
Benoemt de basis sociale vaardigheden die noodzakelijk zijn voor het omgaan met de patiënt en diens naasten in de palliatieve fase en past dit toe in een gesprek met de patiënt en diens naasten.
-
Gedragsuiting
Rapporteert bevindingen en bespreekt bevindingen met de patiënt, diens naasten en binnen het eigen team.
-
Gedragsuiting
Toont maximale professionele nabijheid zonder passende verhoudingen uit het oog te verliezen en rekening houdend met de kwetsbaarheid van de patiënt.
-
Gedragsuiting
Kan laag complexe problemen van de patiënt signaleren, binnen het team bespreken en rapporteert bevindingen in het individueel zorgplan.
-
Gedragsuiting
Werkt samen met andere zorgprofessionals en vrijwilligers.
-
Gedragsuiting
Neemt actief deel aan overlegsituaties over de patiënten.
-
Gedragsuiting
Houdt rekening met waarden en normen, wensen en gewoonten, gevoelens en persoonlijke omstandigheden en mogelijkheden van de patiënt en diens naasten.
-
Gedragsuiting
Toont maximale professionele nabijheid zonder passende verhoudingen uit het oog te verliezen en rekening houdend met de kwetsbaarheid van de patiënt.
-
Gedragsuiting
Signaleert leemtes in de samenwerking binnen het eigen team.
-
Gedragsuiting
Signaleert actuele problemen van de laag complexe patiënten en past interventies toe.
-
Gedragsuiting
Signaleert actuele problemen van de laag complexe patiënten en past interventies toe.
-
Gedragsuiting
Signaleert actuele problemen van de laag complexe patiënten en past interventies toe.
-
Gedragsuiting
Signaleert actuele problemen van de laag complexe patiënten en past interventies toe.
-
Gedragsuiting
Signaleert actuele problemen van de laag complexe patiënten en past interventies toe.
-
Gedragsuiting
Signaleert actuele problemen van de laag complexe patiënten en past interventies toe.
-
Gedragsuiting
Signaleert actuele problemen van de laag complexe patiënten en past interventies toe.
-
Gedragsuiting
Past risicosignalering toe en handelt volgens procedures en schakelt zo nodig zorgprofessionals in.
-
Gedragsuiting
Heeft een actieve rol bij het bevorderen van de veiligheid van de patiëntenzorg.
-
Gedragsuiting
Stemt de zorgverlening en de taakverdeling af met andere professionals om de continuïteit van zorg te bevorderen.
-
Gedragsuiting
Heeft een actieve rol bij het bevorderen van de veiligheid van de patiëntenzorg.
-
Gedragsuiting
Stemt de zorgverlening en de taakverdeling af met andere professionals om de continuïteit van zorg te bevorderen.
-
Gedragsuiting
Past risicosignalering toe en handelt volgens procedures en schakelt zo nodig zorgprofessionals in.
-
Gedragsuiting
Past risicosignalering toe en handelt volgens procedures en schakelt zo nodig zorgprofessionals in.
-
Gedragsuiting
Stemt de zorgverlening en de taakverdeling af met andere professionals om de continuïteit van zorg te bevorderen.
-
Gedragsuiting
Biedt ondersteuning aan de leden van het eigen team.
-
Gedragsuiting
Biedt ondersteuning aan de leden van het eigen team.
-
Gedragsuiting
Biedt ondersteuning aan de leden van het eigen team.
-
Gedragsuiting
Biedt ondersteuning aan de leden van het eigen team.
-
Gedragsuiting
Biedt ondersteuning aan de leden van het eigen team.
-
Gedragsuiting
Biedt ondersteuning aan de leden van het eigen team.
-
Gedragsuiting
Signaleert de palliatieve fase bij de patiënt door signaleringsinstrumenten in te zetten om deze fase te markeren.
-
Gedragsuiting
Bespreekt zijn bevindingen met relevante zorgprofessionals.
-
Gedragsuiting
Hanteert de signaleringsmethodiek in de palliatieve fase.
-
Gedragsuiting
Stelt vast welke waarden, wensen en behoeften patiënten en naasten hebben.
-
Gedragsuiting
Licht toe hoe de vier dimensies van palliatieve zorg zich tot elkaar verhouden.
-
Gedragsuiting
Zet meetinstrumenten op de juiste wijze in de juiste context in.
-
Gedragsuiting
Neemt actief deel aan gezamenlijke besluitvorming (shared decision making) met patiënten hun naasten en andere zorgverleners.
-
Gedragsuiting
Biedt psychosociale en spirituele begeleiding en ondersteuning aan de patiënt en diens naasten.
-
Gedragsuiting
Hanteert de signaleringsmethodiek in de palliatieve fase.
-
Gedragsuiting
Stelt vast welke waarden, wensen en behoeften patiënten en naasten hebben.
-
Gedragsuiting
Herkent en beschrijft de sociale kaart van de patiënt en betrekt dit waar mogelijk bij de zorgverlening.
-
Gedragsuiting
Zet met betrekking tot palliatieve zorg VAI (voorlichting, advies en instructie) in.
-
Gedragsuiting
Past Advanced Care Planning op microniveau toe en beschrijft dit in een individueel zorgplan.
-
Gedragsuiting
Zet interventies in die aansluiten bij de vastgestelde diagnoses en zorgdoelen, in overleg met de patiënt, naasten en andere zorgprofessionals.
-
Gedragsuiting
Zet meetinstrumenten op de juiste wijze in de juiste context in.
-
Gedragsuiting
Past complementaire zorg toe binnen de geldende kaders op laag en midden complex niveau.
-
Gedragsuiting
Voert interventies uit ten einde de kwaliteit van leven van de patiënt en naasten te optimaliseren.
-
Gedragsuiting
Begeleidt en ondersteunt de patiënt en diens naasten met als doel het inzicht en de draagkracht van de patiënt en diens naasten te behouden en te bevorderen.
-
Gedragsuiting
Bespreekt zijn bevindingen met andere relevante zorgprofessionals.
-
Gedragsuiting
Hanteert relevante wet- en regelgeving rondom levenseindebeslissingen.
-
Gedragsuiting
Biedt psychosociale en spirituele begeleiding en ondersteuning aan de patiënt en diens naasten.
-
Gedragsuiting
Hanteert de signaleringsmethodiek in de palliatieve fase.
-
Gedragsuiting
Stelt vast welke waarden, wensen en behoeften patiënten en naasten hebben.
-
Gedragsuiting
Herkent en beschrijft de sociale kaart van de patiënt en betrekt dit waar mogelijk bij de zorgverlening.
-
Gedragsuiting
Biedt ruimte voor gebruiken en rituelen van de patiënt.
-
Gedragsuiting
Herkent de kenmerken van laag- en midden- complexe palliatieve zorgsituaties en past zijn handelen daarop aan door zo nodig andere zorgprofessionals te consulteren.
-
Gedragsuiting
Geeft gevolg aan zorgbehoeften en gebruiken.
-
Gedragsuiting
Consulteert waar nodig andere relevante zorgprofessionals.
-
Gedragsuiting
Zet met betrekking tot palliatieve zorg VAI (voorlichting, advies en instructie) in.
-
Gedragsuiting
Stemt met de patiënt en naasten de verwachtingen rondom de zorgverlening af.
-
Gedragsuiting
Zet in overleg met patiënt en andere zorgprofessionals het individueel zorgplan in.
-
Gedragsuiting
Zet interventies in die aansluiten bij de vastgestelde diagnoses en zorgdoelen, in overleg met de patiënt, naasten en andere zorgprofessionals.
-
Gedragsuiting
Verleent palliatieve zorg volgens het individueel zorgplan en stelt bij veranderingen het zorgplan bij in overleg met de patiënt, naasten en betrokken zorgprofessionals.
-
Gedragsuiting
Zet meetinstrumenten op de juiste wijze in de juiste context in.
-
Gedragsuiting
Past complementaire zorg toe binnen de geldende kaders op laag en midden complex niveau.
-
Gedragsuiting
Voert interventies uit ten einde de kwaliteit van leven van de patiënt en naasten te optimaliseren.
-
Gedragsuiting
Begeleidt en ondersteunt de patiënt en diens naasten met als doel het inzicht en de draagkracht van de patiënt en diens naasten te behouden en te bevorderen.
-
Gedragsuiting
Zet in overleg met andere zorgprofessionals het zorgpad stervensfase in.
-
Gedragsuiting
Werkt volgens de principes van zorgpad stervensfase.
-
Gedragsuiting
Biedt psychosociale en spirituele begeleiding en ondersteuning aan de patiënt en diens naasten.
-
Gedragsuiting
Intervenieert in overleg met de arts niet, als dat in het belang is van de patiënt.
-
Gedragsuiting
Bespreekt zijn bevindingen met relevante zorgprofessionals.
-
Gedragsuiting
Hanteert de signaleringsmethodiek in de palliatieve fase.
-
Gedragsuiting
Stelt vast welke waarden, wensen en behoeften patiënten en naasten hebben.
-
Gedragsuiting
Herkent en beschrijft de sociale kaart van de patiënt en betrekt dit waar mogelijk bij de zorgverlening.
-
Gedragsuiting
Herkent de kenmerken van laag- en midden- complexe palliatieve zorgsituaties en past zijn handelen daarop aan door zo nodig andere zorgprofessionals te consulteren.
-
Gedragsuiting
Consulteert waar nodig andere relevante zorgprofessionals.
-
Gedragsuiting
Past Advanced Care Planning op microniveau toe en beschrijft dit in een individueel zorgplan.
-
Gedragsuiting
Zet in overleg met patiënt en andere zorgprofessionals het transmuraal zorgpad in.
-
Gedragsuiting
Zet in overleg met patiënt en andere zorgprofessionals het individueel zorgplan in.
-
Gedragsuiting
Zet interventies in die aansluiten bij de vastgestelde diagnoses en zorgdoelen, in overleg met de patiënt, naasten en andere zorgprofessionals.
-
Gedragsuiting
Verleent palliatieve zorg volgens het individueel zorgplan en stelt bij veranderingen het zorgplan bij in overleg met de patiënt, naasten en betrokken zorgprofessionals.
-
Gedragsuiting
Bespreekt zijn bevindingen met andere relevante zorgprofessionals.
-
Gedragsuiting
Zet in overleg met andere zorgprofessionals het zorgpad stervensfase in.
-
Gedragsuiting
Werkt volgens de principes van zorgpad stervensfase.
-
Gedragsuiting
Continueert de zorgverlening met zorgprofessionals door middel van schriftelijke en mondelinge rapportage.
-
Gedragsuiting
Biedt psychosociale en spirituele begeleiding en ondersteuning aan de patiënt en diens naasten.
-
Gedragsuiting
Signaleert de palliatieve fase bij de patiënt door signaleringsinstrumenten in te zetten om deze fase te markeren.
-
Gedragsuiting
Hanteert de signaleringsmethodiek in de palliatieve fase.
-
Gedragsuiting
Stelt vast welke waarden, wensen en behoeften patiënten en naasten hebben.
-
Gedragsuiting
Biedt ruimte voor gebruiken en rituelen van de patiënt.
-
Gedragsuiting
Stemt met de patiënt en naasten de verwachtingen rondom de zorgverlening af.
-
Gedragsuiting
Zet meetinstrumenten op de juiste wijze in de juiste context in.
-
Gedragsuiting
Past complementaire zorg toe binnen de geldende kaders op laag en midden complex niveau.
-
Gedragsuiting
Voert interventies uit ten einde de kwaliteit van leven van de patiënt en naasten te optimaliseren.
-
Gedragsuiting
Hanteert relevante wet- en regelgeving rondom levenseindebeslissingen.
-
Gedragsuiting
Zet in overleg met andere zorgprofessionals het zorgpad stervensfase in.
-
Gedragsuiting
Werkt volgens de principes van zorgpad stervensfase.
-
Gedragsuiting
Neemt actief deel aan gezamenlijke besluitvorming (shared decision making) met patiënten hun naasten en andere zorgverleners.
-
Gedragsuiting
Biedt psychosociale en spirituele begeleiding en ondersteuning aan de patiënt en diens naasten.
-
Gedragsuiting
Signaleert de palliatieve fase bij de patiënt door signaleringsinstrumenten in te zetten om deze fase te markeren.
-
Gedragsuiting
Stelt vast welke waarden, wensen en behoeften patiënten en naasten hebben.
-
Gedragsuiting
Biedt ruimte voor gebruiken en rituelen van de patiënt.
-
Gedragsuiting
Consulteert waar nodig andere relevante zorgprofessionals.
-
Gedragsuiting
Begeleidt en ondersteunt de patiënt en diens naasten met als doel het inzicht en de draagkracht van de patiënt en diens naasten te behouden en te bevorderen.
-
Gedragsuiting
Biedt psychosociale en spirituele begeleiding en ondersteuning aan de patiënt en diens naasten.
-
Gedragsuiting
Biedt ruimte voor gebruiken en rituelen van de patiënt.
-
Gedragsuiting
Stemt met de patiënt en naasten de verwachtingen rondom de zorgverlening af.
-
Gedragsuiting
Begeleidt en ondersteunt de patiënt en diens naasten met als doel het inzicht en de draagkracht van de patiënt en diens naasten te behouden en te bevorderen.
-
Gedragsuiting
Bespreekt zijn bevindingen met andere relevante zorgprofessionals.
-
Gedragsuiting
Intervenieert in overleg met de arts niet, als dat in het belang is van de patiënt.
-
Gedragsuiting
Herkent de kenmerken van laag- en midden- complexe palliatieve zorgsituaties en past zijn handelen daarop aan door zo nodig andere zorgprofessionals te consulteren.
-
Gedragsuiting
Consulteert waar nodig andere relevante zorgprofessionals.
-
Gedragsuiting
Zet in overleg met patiënt en andere zorgprofessionals het transmuraal zorgpad in.
-
Gedragsuiting
Zet in overleg met patiënt en andere zorgprofessionals het individueel zorgplan in.
-
Gedragsuiting
Verleent palliatieve zorg volgens het individueel zorgplan en stelt bij veranderingen het zorgplan bij in overleg met de patiënt, naasten en betrokken zorgprofessionals.
-
Gedragsuiting
Bespreekt zijn bevindingen met andere relevante zorgprofessionals.
-
Gedragsuiting
Zet in overleg met andere zorgprofessionals het zorgpad stervensfase in.
-
Gedragsuiting
Continueert de zorgverlening met zorgprofessionals door middel van schriftelijke en mondelinge rapportage.
-
Gedragsuiting
Neemt actief deel aan gezamenlijke besluitvorming (shared decision making) met patiënten hun naasten en andere zorgverleners.
-
Gedragsuiting
Intervenieert in overleg met de arts niet, als dat in het belang is van de patiënt.
-
Gedragsuiting
Neemt actief deel aan gezamenlijke besluitvorming (shared decision making) met patiënten hun naasten en andere zorgverleners.
-
Gedragsuiting
Bespreekt verschillende gesprekstechnieken welke ingezet kunnen worden bij slecht-nieuwsgesprekken/zorggesprekken/ familiegesprekken enzovoort.
-
Gedragsuiting
Geeft adequaat invulling aan de signaleringsbox.
-
Gedragsuiting
Bespreekt verschillende gesprekstechnieken welke ingezet kunnen worden bij slecht-nieuwsgesprekken/zorggesprekken/ familiegesprekken enzovoort.
-
Gedragsuiting
Geeft voorlichting, advies en instructies aan patiënt en diens naasten zodat zij keuzes kunnen maken voor gewenste palliatieve zorgverlening.
-
Gedragsuiting
Informeert de patiënt en diens naasten over het individueel zorgplan, licht dit toe zodanig dat de patiënt en diens naasten weloverwogen keuzes kunnen maken.
-
Gedragsuiting
Rapporteert bevindingen ten aanzien van de palliatieve zorg zowel mondeling als schriftelijk.
-
Gedragsuiting
Geeft voorlichting, advies en instructies aan patiënt en diens naasten zodat zij keuzes kunnen maken voor gewenste palliatieve zorgverlening.
-
Gedragsuiting
Informeert de patiënt en diens naasten over het individueel zorgplan, licht dit toe zodanig dat de patiënt en diens naasten weloverwogen keuzes kunnen maken.
-
Gedragsuiting
Geeft adequaat invulling aan de signaleringsbox.
-
Gedragsuiting
Rapporteert bevindingen ten aanzien van de palliatieve zorg zowel mondeling als schriftelijk.
-
Gedragsuiting
Neemt actief deel aan gezamenlijke besluitvorming (shared decision making) met patiënten hun naasten en andere zorgverleners.
-
Gedragsuiting
Bespreekt verschillende gesprekstechnieken welke ingezet kunnen worden bij slecht-nieuwsgesprekken/zorggesprekken/ familiegesprekken enzovoort.
-
Gedragsuiting
Geeft voorlichting, advies en instructies aan patiënt en diens naasten zodat zij keuzes kunnen maken voor gewenste palliatieve zorgverlening.
-
Gedragsuiting
Informeert de patiënt en diens naasten over het individueel zorgplan, licht dit toe zodanig dat de patiënt en diens naasten weloverwogen keuzes kunnen maken.
-
Gedragsuiting
Geeft adequaat invulling aan de signaleringsbox.
-
Gedragsuiting
Rapporteert bevindingen ten aanzien van de palliatieve zorg zowel mondeling als schriftelijk.
-
Gedragsuiting
Bespreekt verschillende gesprekstechnieken welke ingezet kunnen worden bij slecht-nieuwsgesprekken/zorggesprekken/ familiegesprekken enzovoort.
-
Gedragsuiting
Beschrijft de vier dimensies van de kwaliteit van leven en verwerkt dit in het zorgleefplan.
-
Gedragsuiting
Communiceert actief met andere disciplines, zoals de Specialist Ouderengeneeskunde en huisarts (MDO).
-
Gedragsuiting
Rapporteert bevindingen en bespreekt bevindingen met de patiënt, diens naasten en binnen het eigen multidisciplinaire team.
-
Gedragsuiting
Neemt actief deel aan gezamenlijke besluitvorming (shared decision making) met patiënten hun naasten en andere zorgverleners.
-
Gedragsuiting
Rapporteert bevindingen ten aanzien van de palliatieve zorg zowel mondeling als schriftelijk.
-
Gedragsuiting
Benoemt de basis sociale vaardigheden die noodzakelijk zijn voor het omgaan met de patiënt en diens naasten in de palliatieve fase en past dit toe in een gesprek met de patiënt en diens naasten.
-
Gedragsuiting
Definieert beïnvloedende factoren bij de communicatie en past deze toe tijdens een gesprek.
-
Gedragsuiting
Herkent verschillende manieren waarop mensen met lijden en ziekte omgaan en stemt hierop zijn/haar gedrag af.
-
Gedragsuiting
Bespreekt verschillende gesprekstechnieken welke ingezet kunnen worden bij slecht-nieuwsgesprekken/zorggesprekken/ familiegesprekken enzovoort.
-
Gedragsuiting
Toont empathie door te luisteren naar de patiënt en diens naasten en stelt de juiste vragen.
-
Gedragsuiting
Geeft voorlichting, advies en instructies aan patiënt en diens naasten zodat zij keuzes kunnen maken voor gewenste palliatieve zorgverlening.
-
Gedragsuiting
Informeert de patiënt en diens naasten over het individueel zorgplan, licht dit toe zodanig dat de patiënt en diens naasten weloverwogen keuzes kunnen maken.
-
Gedragsuiting
Geeft adequaat invulling aan de signaleringsbox.
-
Gedragsuiting
Neemt actief deel aan gezamenlijke besluitvorming (shared decision making) met patiënten hun naasten en andere zorgverleners.
-
Gedragsuiting
Vraagt de patiënt en naasten om wensen, waarden en behoeften te noemen.
-
Gedragsuiting
Verklaart wensen, waarden en behoeften van de patiënt en naasten en geeft informatie op maat.
-
Gedragsuiting
Helpt de patiënt en naasten bij het stellen van haalbare doelen en neemt gezamenlijk besluiten.
-
Gedragsuiting
Vraagt de patiënt en naasten om wensen, waarden en behoeften te noemen.
-
Gedragsuiting
Helpt de patiënt en naasten bij het stellen van haalbare doelen en neemt gezamenlijk besluiten.
-
Gedragsuiting
Vraagt de patiënt en naasten om wensen, waarden en behoeften te noemen.
-
Gedragsuiting
Verklaart wensen, waarden en behoeften van de patiënt en naasten en geeft informatie op maat.
-
Gedragsuiting
Helpt de patiënt en naasten bij het stellen van haalbare doelen en neemt gezamenlijk besluiten.
-
Gedragsuiting
Presenteert eigen patiënten vanuit de lichamelijke, psychosociale en spirituele dimensies tijdens een teamoverleg (MDO).
-
Gedragsuiting
Vraagt de patiënt en naasten om wensen, waarden en behoeften te noemen.
-
Gedragsuiting
Helpt de patiënt en naasten bij het stellen van haalbare doelen en neemt gezamenlijk besluiten.
-
Gedragsuiting
Past de sociale kaart (ketenzorg) gericht op de palliatieve zorg (hospice, palliatieve units, netwerken palliatieve zorg, consultatieteams, vrijwilligersorganisaties en mantelzorg-ondersteuningsorganisaties toe.
-
Gedragsuiting
Presenteert eigen patiënten vanuit de lichamelijke, psychosociale en spirituele dimensies tijdens een teamoverleg (MDO).
-
Gedragsuiting
Vraagt de patiënt en naasten om wensen, waarden en behoeften te noemen.
-
Gedragsuiting
Verklaart wensen, waarden en behoeften van de patiënt en naasten en geeft informatie op maat.
-
Gedragsuiting
Helpt de patiënt en naasten bij het stellen van haalbare doelen en neemt gezamenlijk besluiten.
-
Gedragsuiting
Vraagt de patiënt en naasten om wensen, waarden en behoeften te noemen.
-
Gedragsuiting
Toont maximale professionele nabijheid zonder passende verhoudingen uit het oog te verliezen en rekening houdend met de kwetsbaarheid van de patiënt.
-
Gedragsuiting
Kan laag en midden complexe problemen van de patiënt signaleren, hierop interveniëren, binnen het team bespreken en rapporteert bevindingen, doelen en acties in het individueel zorgplan.
-
Gedragsuiting
Vraagt de patiënt en naasten om wensen, waarden en behoeften te noemen.
-
Gedragsuiting
Verklaart wensen, waarden en behoeften van de patiënt en naasten en geeft informatie op maat.
-
Gedragsuiting
Helpt de patiënt en naasten bij het stellen van haalbare doelen en neemt gezamenlijk besluiten.
-
Gedragsuiting
Helpt de patiënt en naasten bij persoonlijke barrières en gaat na of er behoefte is aan extra ondersteuning.
-
Gedragsuiting
Past de sociale kaart (ketenzorg) gericht op de palliatieve zorg (hospice, palliatieve units, netwerken palliatieve zorg, consultatieteams, vrijwilligersorganisaties en mantelzorg-ondersteuningsorganisaties toe.
-
Gedragsuiting
Stuurt vrijwilligers aan op hun taken.
-
Gedragsuiting
Presenteert eigen patiënten vanuit de lichamelijke, psychosociale en spirituele dimensies tijdens een teamoverleg (MDO).
-
Gedragsuiting
Biedt ondersteuning aan de leden van het eigen team.
-
Gedragsuiting
Neemt actief deel aan overlegsituaties over de patiënten en stemt hierbij de zorg af.
-
Gedragsuiting
Houdt rekening met waarden en normen, wensen en gewoonten, gevoelens en persoonlijke omstandigheden en mogelijkheden van de patiënt en diens naasten.
-
Gedragsuiting
Toont maximale professionele nabijheid zonder passende verhoudingen uit het oog te verliezen en rekening houdend met de kwetsbaarheid van de patiënt.
-
Gedragsuiting
Signaleert leemtes in de samenwerking binnen het eigen team.
-
Gedragsuiting
Informeert de palliatieve patiënt en diens naasten over zorgvoorzieningen in de ketenzorg.
-
Gedragsuiting
Informeert de palliatieve patiënt en diens naasten over zorgvoorzieningen in de ketenzorg.
-
Gedragsuiting
Past nieuwe inzichten toe in de zorgverlening rondom de palliatieve zorg.
-
Gedragsuiting
Past nieuwe inzichten toe in de zorgverlening rondom de palliatieve zorg.
-
Gedragsuiting
Informeert de palliatieve patiënt en diens naasten over zorgvoorzieningen in de ketenzorg.
-
Gedragsuiting
Past nieuwe inzichten toe in de zorgverlening rondom de palliatieve zorg.
-
Gedragsuiting
Informeert de palliatieve patiënt en diens naasten over zorgvoorzieningen in de ketenzorg.
-
Gedragsuiting
Past nieuwe inzichten toe in de zorgverlening rondom de palliatieve zorg.
-
Gedragsuiting
Informeert de palliatieve patiënt en diens naasten over zorgvoorzieningen in de ketenzorg.
-
Gedragsuiting
Past nieuwe inzichten toe in de zorgverlening rondom de palliatieve zorg.
-
Gedragsuiting
Informeert de palliatieve patiënt en diens naasten over zorgvoorzieningen in de ketenzorg.
-
Gedragsuiting
Informeert de palliatieve patiënt en diens naasten over zorgvoorzieningen in de ketenzorg.
-
Gedragsuiting
Brengt actuele en potentiële problemen in kaart met behulp van gepaste meetinstrumenten.
-
Gedragsuiting
Signaleert actuele en potentiële problemen van de laag en midden complexe patiënten en past passende interventies toe.
-
Gedragsuiting
Brengt actuele en potentiële problemen in kaart met behulp van gepaste meetinstrumenten.
-
Gedragsuiting
Signaleert actuele en potentiële problemen van de laag en midden complexe patiënten en past passende interventies toe.
-
Gedragsuiting
Signaleert actuele en potentiële problemen van de laag en midden complexe patiënten en past passende interventies toe.
-
Gedragsuiting
Brengt actuele en potentiële problemen in kaart met behulp van gepaste meetinstrumenten.
-
Gedragsuiting
Maakt verantwoord gebruik van gemeentelijke en maatschappelijke instanties gericht op preventie.
-
Gedragsuiting
Brengt actuele en potentiële problemen in kaart met behulp van gepaste meetinstrumenten.
-
Gedragsuiting
Maakt verantwoord gebruik van gemeentelijke en maatschappelijke instanties gericht op preventie.
-
Gedragsuiting
Signaleert actuele en potentiële problemen van de laag en midden complexe patiënten en past passende interventies toe.
-
Gedragsuiting
Stemt de zorgverlening en de taakverdeling af met andere professionals om de continuïteit van zorg te bewaken.
-
Gedragsuiting
Past risicosignalering toe en handelt volgens procedures en schakelt zo nodig collega's in.
-
Gedragsuiting
Organiseert actief de zorg rondom de patiënt met een palliatieve zorgvraag ten einde een veilige overgang van de ene naar de andere zorgorganisatie dan wel thuissituatie te waarborgen.
-
Gedragsuiting
Realiseert een warme en koude overdracht van een patiënt ten behoeve van de continuïteit van zorg.
-
Gedragsuiting
Heeft een actieve rol bij het bevorderen van de veiligheid van de patiëntenzorg.
-
Gedragsuiting
Heeft een actieve rol bij het bevorderen van de veiligheid van de patiëntenzorg.
-
Gedragsuiting
Stemt de zorgverlening en de taakverdeling af met andere professionals om de continuïteit van zorg te bewaken.
-
Gedragsuiting
Organiseert actief de zorg rondom de patiënt met een palliatieve zorgvraag ten einde een veilige overgang van de ene naar de andere zorgorganisatie dan wel thuissituatie te waarborgen.
-
Gedragsuiting
Realiseert een warme en koude overdracht van een patiënt ten behoeve van de continuïteit van zorg.
-
Gedragsuiting
Stemt de zorgverlening en de taakverdeling af met andere professionals om de continuïteit van zorg te bewaken.
-
Gedragsuiting
Past risicosignalering toe en handelt volgens procedures en schakelt zo nodig collega's in.
-
Gedragsuiting
Organiseert actief de zorg rondom de patiënt met een palliatieve zorgvraag ten einde een veilige overgang van de ene naar de andere zorgorganisatie dan wel thuissituatie te waarborgen.
-
Gedragsuiting
Stemt de zorgverlening en de taakverdeling af met andere professionals om de continuïteit van zorg te bewaken.
-
Gedragsuiting
Organiseert actief de zorg rondom de patiënt met een palliatieve zorgvraag ten einde een veilige overgang van de ene naar de andere zorgorganisatie dan wel thuissituatie te waarborgen.
-
Gedragsuiting
Heeft een actieve rol bij het bevorderen van de veiligheid van de patiëntenzorg.
-
Gedragsuiting
Bespreekt de invloed van de eigen waarden en normen op het eigen handelen bij de palliatieve patiënt en diens naasten met relevante collega's/zorgprofessionals.
-
Gedragsuiting
Biedt ondersteuning aan de leden van het eigen team.
-
Gedragsuiting
Biedt ondersteuning aan de leden van het eigen team.
-
Gedragsuiting
Betrekt andere zorgprofessionals bij eigen morele vraagstukken en ethische dilemma's.
-
Gedragsuiting
Bespreekt de invloed van de eigen waarden en normen op het eigen handelen bij de palliatieve patiënt en diens naasten met relevante collega's/zorgprofessionals.
-
Gedragsuiting
Biedt ondersteuning aan de leden van het eigen team.
-
Gedragsuiting
Functioneert zelfstandig binnen alle fases van de zorgverlening binnen de grenzen van het beroepsdomein.
-
Gedragsuiting
Betrekt andere zorgprofessionals bij eigen morele vraagstukken en ethische dilemma's.
-
Gedragsuiting
Biedt ondersteuning aan de leden van het eigen team.
-
Gedragsuiting
Functioneert zelfstandig binnen alle fases van de zorgverlening binnen de grenzen van het beroepsdomein.
-
Gedragsuiting
Bespreekt de invloed van de eigen waarden en normen op het eigen handelen bij de palliatieve patiënt en diens naasten met relevante collega's/zorgprofessionals.
-
Gedragsuiting
Biedt ondersteuning aan de leden van het eigen team.
-
Gedragsuiting
Bespreekt de invloed van de eigen waarden en normen op het eigen handelen bij de palliatieve patiënt en diens naasten met relevante collega's/zorgprofessionals.
-
Gedragsuiting
Betrekt andere zorgprofessionals bij eigen morele vraagstukken en ethische dilemma's.
-
Gedragsuiting
Bespreekt de invloed van de eigen waarden en normen op het eigen handelen bij de palliatieve patiënt en diens naasten met relevante collega's/zorgprofessionals.
-
Gedragsuiting
Werkt mee aan deskundigheidsbevordering en intercollegiale toetsing in de palliatieve zorg.
-
Gedragsuiting
Hanteert de signaleringsmethodiek in de palliatieve fase.
-
Gedragsuiting
Hanteert de methodiek besluitvorming in de palliatieve fase.
-
Gedragsuiting
Stelt vast welke waarden, wensen en behoeften patiënten en naasten hebben.
-
Gedragsuiting
Signaleert de palliatieve fase bij de patiënt door signaleringsinstrumenten in te zetten om deze fase te markeren.
-
Gedragsuiting
Bespreekt zijn bevindingen met relevante zorgprofessionals.
-
Gedragsuiting
Licht toe hoe de vier dimensies van palliatieve zorg zich tot elkaar verhouden.
-
Gedragsuiting
Zet meetinstrumenten op de juiste wijze in de juiste context in.
-
Gedragsuiting
Neemt actief deel aan gezamenlijke besluitvorming (shared decision making) met patiënten hun naasten en andere zorgverleners.
-
Gedragsuiting
Biedt psychosociale en spirituele begeleiding en ondersteuning aan de patiënt en diens naasten.
-
Gedragsuiting
Hanteert de signaleringsmethodiek in de palliatieve fase.
-
Gedragsuiting
Hanteert de methodiek besluitvorming in de palliatieve fase.
-
Gedragsuiting
Stelt vast welke waarden, wensen en behoeften patiënten en naasten hebben.
-
Gedragsuiting
Maakt gebruik van de sociale kaart van de patiënt bij de zorgverlening.
-
Gedragsuiting
Zet met betrekking tot palliatieve zorg VAI (voorlichting, advies en instructie) in.
-
Gedragsuiting
Past Advanced Care Planning op microniveau toe en beschrijft dit in een individueel zorgplan.
-
Gedragsuiting
Zet verpleegkundige interventies in die aansluiten bij de vastgestelde verpleegkundige diagnoses en zorgdoelen, in overleg met de patiënt, naasten en andere zorgprofessionals.
-
Gedragsuiting
Zet meetinstrumenten op de juiste wijze in de juiste context in.
-
Gedragsuiting
Past complementaire zorg toe binnen de verpleegkundige kaders op laag, midden en hoog complex niveau.
-
Gedragsuiting
Voert interventies uit ten einde de kwaliteit van leven van de patiënt en naasten te optimaliseren.
-
Gedragsuiting
Begeleidt en ondersteunt de patiënt en diens naasten met als doel het inzicht en de draagkracht van de patiënt en diens naasten te behouden en te bevorderen.
-
Gedragsuiting
Bespreekt zijn bevindingen met andere relevante zorgprofessionals.
-
Gedragsuiting
Hanteert relevante wet- en regelgeving rondom levenseindebeslissingen.
-
Gedragsuiting
Biedt psychosociale en spirituele begeleiding en ondersteuning aan de patiënt en diens naasten.
-
Gedragsuiting
Hanteert de signaleringsmethodiek in de palliatieve fase.
-
Gedragsuiting
Hanteert de methodiek besluitvorming in de palliatieve fase.
-
Gedragsuiting
Stelt vast welke waarden, wensen en behoeften patiënten en naasten hebben.
-
Gedragsuiting
Stemt met de patiënt en naasten de verwachtingen rondom de zorgverlening af.
-
Gedragsuiting
Herkent de kenmerken van laag-, midden en hoog-complexe palliatieve zorgsituaties en past zijn handelen daarop aan door zo nodig andere zorgprofessionals te consulteren.
-
Gedragsuiting
Biedt ruimte voor gebruiken en rituelen van de patiënt.
-
Gedragsuiting
Geeft gevolg aan zorgbehoeften en gebruiken.
-
Gedragsuiting
Consulteert waar nodig andere relevante zorgprofessionals.
-
Gedragsuiting
Maakt gebruik van de sociale kaart van de patiënt bij de zorgverlening.
-
Gedragsuiting
Zet met betrekking tot palliatieve zorg VAI (voorlichting, advies en instructie) in.
-
Gedragsuiting
Zet in overleg met patiënt en andere zorgprofessionals het individueel zorgplan in.
-
Gedragsuiting
Zet verpleegkundige interventies in die aansluiten bij de vastgestelde verpleegkundige diagnoses en zorgdoelen, in overleg met de patiënt, naasten en andere zorgprofessionals.
-
Gedragsuiting
Verleent palliatieve zorg volgens het individueel zorgplan en stelt bij veranderingen het zorgplan bij in overleg met de patiënt, naasten en betrokken zorgprofessionals.
-
Gedragsuiting
Zet meetinstrumenten op de juiste wijze in de juiste context in.
-
Gedragsuiting
Past complementaire zorg toe binnen de verpleegkundige kaders op laag, midden en hoog complex niveau.
-
Gedragsuiting
Voert interventies uit ten einde de kwaliteit van leven van de patiënt en naasten te optimaliseren.
-
Gedragsuiting
Begeleidt en ondersteunt de patiënt en diens naasten met als doel het inzicht en de draagkracht van de patiënt en diens naasten te behouden en te bevorderen.
-
Gedragsuiting
Zet in overleg met andere zorgprofessionals het zorgpad stervensfase in.
-
Gedragsuiting
Werkt volgens de principes van zorgpad stervensfase.
-
Gedragsuiting
Biedt psychosociale en spirituele begeleiding en ondersteuning aan de patiënt en diens naasten.
-
Gedragsuiting
Intervenieert in overleg met de arts niet, als dat in het belang is van de patiënt.
-
Gedragsuiting
Hanteert de signaleringsmethodiek in de palliatieve fase.
-
Gedragsuiting
Hanteert de methodiek besluitvorming in de palliatieve fase.
-
Gedragsuiting
Stelt vast welke waarden, wensen en behoeften patiënten en naasten hebben.
-
Gedragsuiting
Herkent de kenmerken van laag-, midden en hoog-complexe palliatieve zorgsituaties en past zijn handelen daarop aan door zo nodig andere zorgprofessionals te consulteren.
-
Gedragsuiting
Bespreekt zijn bevindingen met relevante zorgprofessionals.
-
Gedragsuiting
Consulteert waar nodig andere relevante zorgprofessionals.
-
Gedragsuiting
Past Advanced Care Planning op microniveau toe en beschrijft dit in een individueel zorgplan.
-
Gedragsuiting
Zet in overleg met patiënt en andere zorgprofessionals het transmuraal zorgpad in.
-
Gedragsuiting
Zet in overleg met patiënt en andere zorgprofessionals het individueel zorgplan in.
-
Gedragsuiting
Zet verpleegkundige interventies in die aansluiten bij de vastgestelde verpleegkundige diagnoses en zorgdoelen, in overleg met de patiënt, naasten en andere zorgprofessionals.
-
Gedragsuiting
Verleent palliatieve zorg volgens het individueel zorgplan en stelt bij veranderingen het zorgplan bij in overleg met de patiënt, naasten en betrokken zorgprofessionals.
-
Gedragsuiting
Bespreekt zijn bevindingen met andere relevante zorgprofessionals.
-
Gedragsuiting
Zet in overleg met andere zorgprofessionals het zorgpad stervensfase in.
-
Gedragsuiting
Werkt volgens de principes van zorgpad stervensfase.
-
Gedragsuiting
Continueert de zorgverlening met zorgprofessionals door middel van schriftelijke en mondelinge rapportage.
-
Gedragsuiting
Biedt psychosociale en spirituele begeleiding en ondersteuning aan de patiënt en diens naasten.
-
Gedragsuiting
Hanteert de signaleringsmethodiek in de palliatieve fase.
-
Gedragsuiting
Hanteert de methodiek besluitvorming in de palliatieve fase.
-
Gedragsuiting
Stelt vast welke waarden, wensen en behoeften patiënten en naasten hebben.
-
Gedragsuiting
Stemt met de patiënt en naasten de verwachtingen rondom de zorgverlening af.
-
Gedragsuiting
Biedt ruimte voor gebruiken en rituelen van de patiënt.
-
Gedragsuiting
Signaleert de palliatieve fase bij de patiënt door signaleringsinstrumenten in te zetten om deze fase te markeren.
-
Gedragsuiting
Zet meetinstrumenten op de juiste wijze in de juiste context in.
-
Gedragsuiting
Past complementaire zorg toe binnen de verpleegkundige kaders op laag, midden en hoog complex niveau.
-
Gedragsuiting
Voert interventies uit ten einde de kwaliteit van leven van de patiënt en naasten te optimaliseren.
-
Gedragsuiting
Hanteert relevante wet- en regelgeving rondom levenseindebeslissingen.
-
Gedragsuiting
Zet in overleg met andere zorgprofessionals het zorgpad stervensfase in.
-
Gedragsuiting
Werkt volgens de principes van zorgpad stervensfase.
-
Gedragsuiting
Neemt actief deel aan gezamenlijke besluitvorming (shared decision making) met patiënten hun naasten en andere zorgverleners.
-
Gedragsuiting
Biedt psychosociale en spirituele begeleiding en ondersteuning aan de patiënt en diens naasten.
-
Gedragsuiting
Stelt vast welke waarden, wensen en behoeften patiënten en naasten hebben.
-
Gedragsuiting
Biedt ruimte voor gebruiken en rituelen van de patiënt.
-
Gedragsuiting
Signaleert de palliatieve fase bij de patiënt door signaleringsinstrumenten in te zetten om deze fase te markeren.
-
Gedragsuiting
Consulteert waar nodig andere relevante zorgprofessionals.
-
Gedragsuiting
Begeleidt en ondersteunt de patiënt en diens naasten met als doel het inzicht en de draagkracht van de patiënt en diens naasten te behouden en te bevorderen.
-
Gedragsuiting
Biedt psychosociale en spirituele begeleiding en ondersteuning aan de patiënt en diens naasten.
-
Gedragsuiting
Stemt met de patiënt en naasten de verwachtingen rondom de zorgverlening af.
-
Gedragsuiting
Biedt ruimte voor gebruiken en rituelen van de patiënt.
-
Gedragsuiting
Begeleidt en ondersteunt de patiënt en diens naasten met als doel het inzicht en de draagkracht van de patiënt en diens naasten te behouden en te bevorderen.
-
Gedragsuiting
Bespreekt zijn bevindingen met andere relevante zorgprofessionals.
-
Gedragsuiting
Intervenieert in overleg met de arts niet, als dat in het belang is van de patiënt.
-
Gedragsuiting
Herkent de kenmerken van laag-, midden en hoog-complexe palliatieve zorgsituaties en past zijn handelen daarop aan door zo nodig andere zorgprofessionals te consulteren.
-
Gedragsuiting
Consulteert waar nodig andere relevante zorgprofessionals.
-
Gedragsuiting
Zet in overleg met patiënt en andere zorgprofessionals het transmuraal zorgpad in.
-
Gedragsuiting
Zet in overleg met patiënt en andere zorgprofessionals het individueel zorgplan in.
-
Gedragsuiting
Verleent palliatieve zorg volgens het individueel zorgplan en stelt bij veranderingen het zorgplan bij in overleg met de patiënt, naasten en betrokken zorgprofessionals.
-
Gedragsuiting
Bespreekt zijn bevindingen met andere relevante zorgprofessionals.
-
Gedragsuiting
Zet in overleg met andere zorgprofessionals het zorgpad stervensfase in.
-
Gedragsuiting
Continueert de zorgverlening met zorgprofessionals door middel van schriftelijke en mondelinge rapportage.
-
Gedragsuiting
Neemt actief deel aan gezamenlijke besluitvorming (shared decision making) met patiënten hun naasten en andere zorgverleners.
-
Gedragsuiting
Intervenieert in overleg met de arts niet, als dat in het belang is van de patiënt.
-
Gedragsuiting
Geeft adequaat invulling aan de signaleringsbox.
-
Gedragsuiting
Neemt actief deel aan gezamenlijke besluitvorming (shared decision making) met patiënten hun naasten en andere zorgverleners.
-
Gedragsuiting
Bespreekt verschillende gesprekstechnieken welke ingezet kunnen worden bij slecht-nieuwsgesprekken/zorggesprekken/ familiegesprekken enzovoort en beslist welke vorm aansluit bij de patiënt.
-
Gedragsuiting
Voert samen met de arts een slecht-nieuws en een advanced care gesprek met de patiënt en diens naasten.
-
Gedragsuiting
Bespreekt verschillende gesprekstechnieken welke ingezet kunnen worden bij slecht-nieuwsgesprekken/zorggesprekken/ familiegesprekken enzovoort en beslist welke vorm aansluit bij de patiënt.
-
Gedragsuiting
Voert samen met de arts een slecht-nieuws en een advanced care gesprek met de patiënt en diens naasten.
-
Gedragsuiting
Geeft voorlichting, advies en instructies aan patiënt en diens naasten zodat zij keuzes kunnen maken voor gewenste palliatieve zorgverlening.
-
Gedragsuiting
Informeert de patiënt en diens naasten over het verpleegkundig behandelplan, licht dit toe zodanig dat de patiënt en diens naasten weloverwogen keuzes kunnen maken.
-
Gedragsuiting
Geeft adequaat invulling aan de signaleringsbox.
-
Gedragsuiting
Rapporteert bevindingen ten aanzien van de palliatieve zorg zowel mondeling als schriftelijk.
-
Gedragsuiting
Geeft voorlichting, advies en instructies aan patiënt en diens naasten zodat zij keuzes kunnen maken voor gewenste palliatieve zorgverlening.
-
Gedragsuiting
Informeert de patiënt en diens naasten over het verpleegkundig behandelplan, licht dit toe zodanig dat de patiënt en diens naasten weloverwogen keuzes kunnen maken.
-
Gedragsuiting
Rapporteert bevindingen ten aanzien van de palliatieve zorg zowel mondeling als schriftelijk.
-
Gedragsuiting
Geeft adequaat invulling aan de signaleringsbox.
-
Gedragsuiting
Neemt actief deel aan gezamenlijke besluitvorming (shared decision making) met patiënten hun naasten en andere zorgverleners.
-
Gedragsuiting
Bespreekt verschillende gesprekstechnieken welke ingezet kunnen worden bij slecht-nieuwsgesprekken/zorggesprekken/ familiegesprekken enzovoort en beslist welke vorm aansluit bij de patiënt.
-
Gedragsuiting
Voert samen met de arts een slecht-nieuws en een advanced care gesprek met de patiënt en diens naasten.
-
Gedragsuiting
Informeert de patiënt en diens naasten over het verpleegkundig behandelplan, licht dit toe zodanig dat de patiënt en diens naasten weloverwogen keuzes kunnen maken.
-
Gedragsuiting
Rapporteert bevindingen ten aanzien van de palliatieve zorg zowel mondeling als schriftelijk.
-
Gedragsuiting
Bespreekt verschillende gesprekstechnieken welke ingezet kunnen worden bij slecht-nieuwsgesprekken/zorggesprekken/ familiegesprekken enzovoort en beslist welke vorm aansluit bij de patiënt.
-
Gedragsuiting
Voert samen met de arts een slecht-nieuws en een advanced care gesprek met de patiënt en diens naasten.
-
Gedragsuiting
Beschrijft de vier dimensies van palliatieve zorg en verwerkt dit in het individueel zorgplan.
-
Gedragsuiting
Geeft adequaat invulling aan de signaleringsbox.
-
Gedragsuiting
Communiceert (pro)actief met andere disciplines, zoals de Specialist Ouderengeneeskunde en huisarts (MDO).
-
Gedragsuiting
Rapporteert bevindingen en bespreekt bevindingen met de patiënt, diens naasten en binnen het eigen multidisciplinaire team.
-
Gedragsuiting
Geeft voorlichting, adviseert en instrueert patiënten en diens naasten.
-
Gedragsuiting
Voert technologische handelingen uit om de communicatie met de patiënt te optimaliseren.
-
Gedragsuiting
Neemt actief deel aan gezamenlijke besluitvorming (shared decision making) met patiënten hun naasten en andere zorgverleners.
-
Gedragsuiting
Rapporteert bevindingen ten aanzien van de palliatieve zorg zowel mondeling als schriftelijk.
-
Gedragsuiting
Benoemt de basis sociale vaardigheden die noodzakelijk zijn voor het omgaan met de patiënt en diens naasten in de palliatieve fase en past dit toe in een gesprek met de patiënt en diens naasten.
-
Gedragsuiting
Definieert beïnvloedende factoren bij de communicatie en past deze toe tijdens een gesprek.
-
Gedragsuiting
Herkent verschillende manieren waarop mensen met lijden en ziekte omgaan en stemt hierop zijn/haar gedrag af.
-
Gedragsuiting
Bespreekt verschillende gesprekstechnieken welke ingezet kunnen worden bij slecht-nieuwsgesprekken/zorggesprekken/ familiegesprekken enzovoort en beslist welke vorm aansluit bij de patiënt.
-
Gedragsuiting
Voert samen met de arts een slecht-nieuws en een advanced care gesprek met de patiënt en diens naasten.
-
Gedragsuiting
Toont empathie door te luisteren naar de patiënt en diens naasten en stelt de juiste vragen.
-
Gedragsuiting
Geeft voorlichting, advies en instructies aan patiënt en diens naasten zodat zij keuzes kunnen maken voor gewenste palliatieve zorgverlening.
-
Gedragsuiting
Informeert de patiënt en diens naasten over het verpleegkundig behandelplan, licht dit toe zodanig dat de patiënt en diens naasten weloverwogen keuzes kunnen maken.
-
Gedragsuiting
Neemt actief deel aan gezamenlijke besluitvorming (shared decision making) met patiënten hun naasten en andere zorgverleners.
-
Gedragsuiting
Voert samen met de arts een slecht-nieuws en een advanced care gesprek met de patiënt en diens naasten.
-
Gedragsuiting
Vraagt de patiënt en naasten om wensen, waarden en behoeften te noemen.
-
Gedragsuiting
Verklaart wensen, waarden en behoeften van de patiënt en naasten en geeft informatie op maat.
-
Gedragsuiting
Helpt de patiënt en naasten bij het stellen van haalbare doelen en neemt gezamenlijk besluiten.
-
Gedragsuiting
Vraagt de patiënt en naasten om wensen, waarden en behoeften te noemen.
-
Gedragsuiting
Helpt de patiënt en naasten bij het stellen van haalbare doelen en neemt gezamenlijk besluiten.
-
Gedragsuiting
Vraagt de patiënt en naasten om wensen, waarden en behoeften te noemen.
-
Gedragsuiting
Verklaart wensen, waarden en behoeften van de patiënt en naasten en geeft informatie op maat.
-
Gedragsuiting
Helpt de patiënt en naasten bij het stellen van haalbare doelen en neemt gezamenlijk besluiten.
-
Gedragsuiting
Presenteert eigen patiënten vanuit de lichamelijke, psychosociale en spirituele dimensies tijdens een teamoverleg (MDO).
-
Gedragsuiting
Vraagt de patiënt en naasten om wensen, waarden en behoeften te noemen.
-
Gedragsuiting
Helpt de patiënt en naasten bij persoonlijke barrières en gaat na of er behoefte is aan extra ondersteuning.
-
Gedragsuiting
Past de sociale kaart (ketenzorg) gericht op de palliatieve zorg (hospice, palliatieve units, netwerken palliatieve zorg, consultatieteams, vrijwilligersorganisaties en mantelzorg-ondersteuningsorganisaties toe.
-
Gedragsuiting
Presenteert eigen patiënten vanuit de lichamelijke, psychosociale en spirituele dimensies tijdens een teamoverleg (MDO).
-
Gedragsuiting
Vraagt de patiënt en naasten om wensen, waarden en behoeften te noemen.
-
Gedragsuiting
Verklaart wensen, waarden en behoeften van de patiënt en naasten en geeft informatie op maat.
-
Gedragsuiting
Helpt de patiënt en naasten bij het stellen van haalbare doelen en neemt gezamenlijk besluiten.
-
Gedragsuiting
Vraagt de patiënt en naasten om wensen, waarden en behoeften te noemen.
-
Gedragsuiting
Maakt samen met de patiënt en naasten een specifiek plan voor (vervolg)ondersteuning.
-
Gedragsuiting
Toont maximale professionele nabijheid zonder passende verhoudingen uit het oog te verliezen en rekening houdend met de kwetsbaarheid van de patiënt.
-
Gedragsuiting
Kan laag, midden en hoog complexe problemen van de patiënt signaleren, hierop interveniëren, binnen het team bespreken en rapporteert bevindingen, doelen en acties in het individueel zorgplan.
-
Gedragsuiting
Betrekt andere zorgprofessionals bij morele vraagstukken en ethische dilemma's.
-
Gedragsuiting
Vraagt de patiënt en naasten om wensen, waarden en behoeften te noemen.
-
Gedragsuiting
Verklaart wensen, waarden en behoeften van de patiënt en naasten en geeft informatie op maat.
-
Gedragsuiting
Helpt de patiënt en naasten bij het stellen van haalbare doelen en neemt gezamenlijk besluiten.
-
Gedragsuiting
Helpt de patiënt en naasten bij persoonlijke barrières en gaat na of er behoefte is aan extra ondersteuning.
-
Gedragsuiting
Maakt samen met de patiënt en naasten een specifiek plan voor (vervolg)ondersteuning.
-
Gedragsuiting
Past de sociale kaart (ketenzorg) gericht op de palliatieve zorg (hospice, palliatieve units, netwerken palliatieve zorg, consultatieteams, vrijwilligersorganisaties en mantelzorg-ondersteuningsorganisaties toe.
-
Gedragsuiting
Stuurt vrijwilligers aan op hun taken.
-
Gedragsuiting
Presenteert eigen patiënten vanuit de lichamelijke, psychosociale en spirituele dimensies tijdens een teamoverleg (MDO).
-
Gedragsuiting
Biedt ondersteuning aan de leden van het eigen team.
-
Gedragsuiting
Neemt actief deel aan overlegsituaties over de patiënten en stemt hierbij de zorg af.
-
Gedragsuiting
Houdt rekening met waarden, wensen en behoeften, gevoelens en persoonlijke omstandigheden en mogelijkheden van de patiënt en diens naasten.
-
Gedragsuiting
Toont maximale professionele nabijheid zonder passende verhoudingen uit het oog te verliezen en rekening houdend met de kwetsbaarheid van de patiënt.
-
Gedragsuiting
Signaleert leemtes in de samenwerking binnen het eigen team.
-
Gedragsuiting
Informeert de palliatieve patiënt en diens naasten over zorgvoorzieningen in de ketenzorg.
-
Gedragsuiting
Informeert de palliatieve patiënt en diens naasten over zorgvoorzieningen in de ketenzorg.
-
Gedragsuiting
Past nieuwe inzichten toe in de zorgverlening rondom de palliatieve zorg.
-
Gedragsuiting
Past nieuwe inzichten toe in de zorgverlening rondom de palliatieve zorg.
-
Gedragsuiting
Informeert de palliatieve patiënt en diens naasten over zorgvoorzieningen in de ketenzorg.
-
Gedragsuiting
Reflecteert op de gekozen en uitgevoerde zorgverlening en de gevonden resultaten.
-
Gedragsuiting
Past nieuwe inzichten toe in de zorgverlening rondom de palliatieve zorg.
-
Gedragsuiting
Informeert de palliatieve patiënt en diens naasten over zorgvoorzieningen in de ketenzorg.
-
Gedragsuiting
Kan kritische vragen formuleren en prioriteren bij casuïstiek van de individuele patiënten.
-
Gedragsuiting
Informeert de palliatieve patiënt en diens naasten over zorgvoorzieningen in de ketenzorg.
-
Gedragsuiting
Informeert de palliatieve patiënt en diens naasten over zorgvoorzieningen in de ketenzorg.
-
Gedragsuiting
Brengt actuele en potentiële problemen in kaart met behulp van gepaste meetinstrumenten .
-
Gedragsuiting
Signaleert actuele en potentiële problemen die invloed hebben op de gezondheidstoestand van de laag, midden en hoogcomplexe patiënten.
-
Gedragsuiting
Brengt actuele en potentiële problemen in kaart met behulp van gepaste meetinstrumenten .
-
Gedragsuiting
Signaleert actuele en potentiële problemen die invloed hebben op de gezondheidstoestand van de laag, midden en hoogcomplexe patiënten.
-
Gedragsuiting
Past passende verpleegkundige interventies toe om de gezondheid van de patiënt te bevorderen.
-
Gedragsuiting
Signaleert actuele en potentiële problemen die invloed hebben op de gezondheidstoestand van de laag, midden en hoogcomplexe patiënten.
-
Gedragsuiting
Brengt actuele en potentiële problemen in kaart met behulp van gepaste meetinstrumenten .
-
Gedragsuiting
Maakt verantwoord gebruik van gemeentelijke en maatschappelijke instanties gericht op preventie.
-
Gedragsuiting
Brengt actuele en potentiële problemen in kaart met behulp van gepaste meetinstrumenten .
-
Gedragsuiting
Maakt verantwoord gebruik van gemeentelijke en maatschappelijke instanties gericht op preventie.
-
Gedragsuiting
Signaleert actuele en potentiële problemen die invloed hebben op de gezondheidstoestand van de laag, midden en hoogcomplexe patiënten.
-
Gedragsuiting
Stemt de zorgverlening en de taakverdeling af met andere professionals om de coördinatie en continuïteit van zorg te bewaken.
-
Gedragsuiting
Past risicosignalering toe en handelt volgens procedures en schakelt zo nodig collega's in.
-
Gedragsuiting
Organiseert (pro)actief de zorg rondom de patiënt met een palliatieve zorgvraag ten einde een veilige overgang van de ene naar de andere zorgorganisatie dan wel thuissituatie te waarborgen.
-
Gedragsuiting
Heeft een (pro)actieve rol bij het bevorderen van de veiligheid van de patiëntenzorg.
-
Gedragsuiting
Heeft een (pro)actieve rol bij het bevorderen van de veiligheid van de patiëntenzorg.
-
Gedragsuiting
Stemt de zorgverlening en de taakverdeling af met andere professionals om de coördinatie en continuïteit van zorg te bewaken.
-
Gedragsuiting
Organiseert (pro)actief de zorg rondom de patiënt met een palliatieve zorgvraag ten einde een veilige overgang van de ene naar de andere zorgorganisatie dan wel thuissituatie te waarborgen.
-
Gedragsuiting
Stemt de zorgverlening en de taakverdeling af met andere professionals om de coördinatie en continuïteit van zorg te bewaken.
-
Gedragsuiting
Past risicosignalering toe en handelt volgens procedures en schakelt zo nodig collega's in.
-
Gedragsuiting
Organiseert (pro)actief de zorg rondom de patiënt met een palliatieve zorgvraag ten einde een veilige overgang van de ene naar de andere zorgorganisatie dan wel thuissituatie te waarborgen.
-
Gedragsuiting
Stemt de zorgverlening en de taakverdeling af met andere professionals om de coördinatie en continuïteit van zorg te bewaken.
-
Gedragsuiting
Organiseert (pro)actief de zorg rondom de patiënt met een palliatieve zorgvraag ten einde een veilige overgang van de ene naar de andere zorgorganisatie dan wel thuissituatie te waarborgen.
-
Gedragsuiting
Heeft een (pro)actieve rol bij het bevorderen van de veiligheid van de patiëntenzorg.
-
Gedragsuiting
Bespreekt de invloed van de eigen waarden en normen op het eigen handelen bij de palliatieve patiënt en diens naasten met relevante collega's/zorgprofessionals.
-
Gedragsuiting
Biedt ondersteuning aan de leden van het eigen team, en adviseert waar verdere ondersteuning geboden kan worden.
-
Gedragsuiting
Biedt ondersteuning aan de leden van het eigen team, en adviseert waar verdere ondersteuning geboden kan worden.
-
Gedragsuiting
Analyseert problemen in de samenwerking en draagt oplossingen aan.
-
Gedragsuiting
Betrekt andere zorgprofessionals bij eigen morele vraagstukken en ethische dilemma's.
-
Gedragsuiting
Bespreekt de invloed van de eigen waarden en normen op het eigen handelen bij de palliatieve patiënt en diens naasten met relevante collega's/zorgprofessionals.
-
Gedragsuiting
Biedt ondersteuning aan de leden van het eigen team, en adviseert waar verdere ondersteuning geboden kan worden.
-
Gedragsuiting
Benoemt beperkingen in de eigen deskundigheid/in het multidisciplinaire team en onderneemt actie.
-
Gedragsuiting
Betrekt andere zorgprofessionals bij eigen morele vraagstukken en ethische dilemma's.
-
Gedragsuiting
Biedt ondersteuning aan de leden van het eigen team, en adviseert waar verdere ondersteuning geboden kan worden.
-
Gedragsuiting
Benoemt beperkingen in de eigen deskundigheid/in het multidisciplinaire team en onderneemt actie.
-
Gedragsuiting
Bespreekt de invloed van de eigen waarden en normen op het eigen handelen bij de palliatieve patiënt en diens naasten met relevante collega's/zorgprofessionals.
-
Gedragsuiting
Biedt ondersteuning aan de leden van het eigen team, en adviseert waar verdere ondersteuning geboden kan worden.
-
Gedragsuiting
Biedt ondersteuning aan de leden van het eigen team, en adviseert waar verdere ondersteuning geboden kan worden.
-
Gedragsuiting
Benoemt beperkingen in de eigen deskundigheid/in het multidisciplinaire team en onderneemt actie.
-
Gedragsuiting
Bespreekt de invloed van de eigen waarden en normen op het eigen handelen bij de palliatieve patiënt en diens naasten met relevante collega's/zorgprofessionals.
-
Gedragsuiting
Benoemt beperkingen in de eigen deskundigheid/in het multidisciplinaire team en onderneemt actie.
-
Gedragsuiting
Betrekt andere zorgprofessionals bij eigen morele vraagstukken en ethische dilemma's.
-
Gedragsuiting
Bespreekt de invloed van de eigen waarden en normen op het eigen handelen bij de palliatieve patiënt en diens naasten met relevante collega's/zorgprofessionals.
-
Gedragsuiting
Werkt mee aan deskundigheidsbevordering en intercollegiale toetsing in de palliatieve zorg.
-
Gedragsuiting
Benoemt beperkingen in de eigen deskundigheid/in het multidisciplinaire team en onderneemt actie.
-
Gedragsuiting
Past interventies aan aan de complexiteit van de situatie (laag, midden, hoogcomplex) en stemt verwachtingen af.
-
Gedragsuiting
Stemt de zorg af op verschillende (coping) stijlen waarmee patiënten en hun naasten met lijden en ziekte omgaan.
-
Gedragsuiting
Stelt vast welke vragen, wensen en behoeften patiënt en naasten hebben, gebruikmakend van: gestandaardiseerde en (wetenschappelijk) onderbouwde observatie en diagnoseschema's, gegevens uit protocollen, landelijke (palliatieve) richtlijnen, tests en onderzoeken.
-
Gedragsuiting
Hanteert de methodiek besluitvorming in de palliatieve fase.
-
Gedragsuiting
Beschrijft en signaleert veel voorkomende symptomen in de palliatieve zorg.
-
Gedragsuiting
Kent werking en bijwerking van veel voorkomende geneesmiddelen in de palliatieve fase.
-
Gedragsuiting
Signaleert en initieert de markering van de palliatieve fase.
-
Gedragsuiting
Past relevante meetinstrumenten toe.
-
Gedragsuiting
Zich te informeren over draagkracht en draaglast van patiënt en naasten.
-
Gedragsuiting
Stemt de zorg af op verschillende (coping) stijlen waarmee patiënten en hun naasten met lijden en ziekte omgaan.
-
Gedragsuiting
Past gezamenlijke besluitvorming toe met patiënten, diens naasten en overige zorgprofessionals.
-
Gedragsuiting
Begeleidt de patiënt en diens naasten met als doel het inzicht, de draagkracht en de authenticiteit van de zorgvrager te behouden en te bevorderen.
-
Gedragsuiting
Past interventies aan aan de complexiteit van de situatie (laag, midden, hoogcomplex) en stemt verwachtingen af.
-
Gedragsuiting
Stemt de zorg af op verschillende (coping) stijlen waarmee patiënten en hun naasten met lijden en ziekte omgaan.
-
Gedragsuiting
Kan beargumenteerd afwijken van protocollen en standaarden en legt verantwoording af over de keuze van interventies aan de patiënt en betrokkenen.
-
Gedragsuiting
Past gezamenlijke besluitvorming toe met patiënten, diens naasten en overige zorgprofessionals.
-
Gedragsuiting
Stemt de zorg af op verschillende (coping) stijlen waarmee patiënten en hun naasten met lijden en ziekte omgaan.
-
Gedragsuiting
Stemt de zorg af op verschillende (coping) stijlen waarmee patiënten en hun naasten met lijden en ziekte omgaan.
-
Gedragsuiting
Kan beargumenteerd afwijken van protocollen en standaarden en legt verantwoording af over de keuze van interventies aan de patiënt en betrokkenen.
-
Gedragsuiting
Signaleert en initieert de markering van de palliatieve fase.
-
Gedragsuiting
Past gezamenlijke besluitvorming toe met patiënten, diens naasten en overige zorgprofessionals.
-
Gedragsuiting
Past verschillende gespreksmethodieken toe (zoals opvang na slecht nieuws; gesprekvoering met betrekking tot zingevingsvragen/spiritualiteit) en sluit aan bij de situatie waarin de patiënt en diens naasten zich verkeert.
-
Gedragsuiting
Kan adequaat aandacht schenken aan levens- en zingevingsvragen en stemt hierbij af op culturele aspecten.
-
Gedragsuiting
Bespreekt met de zorgvrager en diens naasten wat waarden, wensen en behoeften zijn met betrekking tot kwaliteit van leven in de palliatieve fase en het levenseinde.
-
Gedragsuiting
Past principes van conflicthantering toe bij optredende tegenstellingen tussen patiënt en/of naasten.
-
Gedragsuiting
Kan adequaat aandacht schenken aan levens- en zingevingsvragen en stemt hierbij af op culturele aspecten.
-
Gedragsuiting
Bespreekt met de zorgvrager en diens naasten wat waarden, wensen en behoeften zijn met betrekking tot kwaliteit van leven in de palliatieve fase en het levenseinde.
-
Gedragsuiting
Initieert (interprofessioneel) een gesprek met de patiënt en diens naasten over beslissingen rondom het levenseinde (niet reanimeren/niet beademen, stoppen met eten en drinken, sterven op de plaats van voorkeur, palliatieve sedatie, euthanasie) en handelt binnen de grenzen van wet- en regelgeving.
-
Gedragsuiting
Past verschillende gespreksmethodieken toe (zoals opvang na slecht nieuws; gesprekvoering met betrekking tot zingevingsvragen/spiritualiteit) en sluit aan bij de situatie waarin de patiënt en diens naasten zich verkeert.
-
Gedragsuiting
Toont eigen emoties op passende wijze en is zich bewust van het gevaar van projectie van eigen emoties.
-
Gedragsuiting
Ziet en erkent de professionele zorg als morele praktijk.
-
Gedragsuiting
Kan adequaat aandacht schenken aan levens- en zingevingsvragen en stemt hierbij af op culturele aspecten.
-
Gedragsuiting
Is betrokken en begaan met de patiënt en diens naasten vanuit oprecht meeleven.
-
Gedragsuiting
Past passende gesprekstechnieken toe ter ondersteuning van het uiten van de emoties van de patiënt en diens naasten.
-
Gedragsuiting
Reageert passend en begripvol op emoties van de patiënt en diens naasten met explorerende en erkennende responsen.
-
Gedragsuiting
Is voortdurend opmerkzaam voor emoties van de palliatieve zorgvrager en diens naasten.
-
Gedragsuiting
Is zich bewust van eigen morele en ethische waarden.
-
Gedragsuiting
Past communicatie- en ICT hulpmiddelen toe.
-
Gedragsuiting
Kan adequaat aandacht schenken aan levens- en zingevingsvragen en stemt hierbij af op culturele aspecten.
-
Gedragsuiting
Past verschillende gespreksmethodieken toe (zoals opvang na slecht nieuws; gesprekvoering met betrekking tot zingevingsvragen/spiritualiteit) en sluit aan bij de situatie waarin de patiënt en diens naasten zich verkeert.
-
Gedragsuiting
Kan adequaat aandacht schenken aan levens- en zingevingsvragen en stemt hierbij af op culturele aspecten.
-
Gedragsuiting
Bespreekt met de zorgvrager en diens naasten wat waarden, wensen en behoeften zijn met betrekking tot kwaliteit van leven in de palliatieve fase en het levenseinde.
-
Gedragsuiting
Initieert (interprofessioneel) een gesprek met de patiënt en diens naasten over beslissingen rondom het levenseinde (niet reanimeren/niet beademen, stoppen met eten en drinken, sterven op de plaats van voorkeur, palliatieve sedatie, euthanasie) en handelt binnen de grenzen van wet- en regelgeving.
-
Gedragsuiting
Past verschillende gespreksmethodieken toe (zoals opvang na slecht nieuws; gesprekvoering met betrekking tot zingevingsvragen/spiritualiteit) en sluit aan bij de situatie waarin de patiënt en diens naasten zich verkeert.
-
Gedragsuiting
Kan adequaat aandacht schenken aan levens- en zingevingsvragen en stemt hierbij af op culturele aspecten.
-
Gedragsuiting
Past verschillende gespreksmethodieken toe (zoals opvang na slecht nieuws; gesprekvoering met betrekking tot zingevingsvragen/spiritualiteit) en sluit aan bij de situatie waarin de patiënt en diens naasten zich verkeert.
-
Gedragsuiting
Toont eigen emoties op passende wijze en is zich bewust van het gevaar van projectie van eigen emoties.
-
Gedragsuiting
Ziet en erkent de professionele zorg als morele praktijk.
-
Gedragsuiting
Past communicatie- en ICT hulpmiddelen toe.
-
Gedragsuiting
Kan adequaat aandacht schenken aan levens- en zingevingsvragen en stemt hierbij af op culturele aspecten.
-
Gedragsuiting
Bespreekt met de zorgvrager en diens naasten wat waarden, wensen en behoeften zijn met betrekking tot kwaliteit van leven in de palliatieve fase en het levenseinde.
-
Gedragsuiting
Past principes van conflicthantering toe bij optredende tegenstellingen tussen patiënt en/of naasten.
-
Gedragsuiting
Initieert (interprofessioneel) een gesprek met de patiënt en diens naasten over beslissingen rondom het levenseinde (niet reanimeren/niet beademen, stoppen met eten en drinken, sterven op de plaats van voorkeur, palliatieve sedatie, euthanasie) en handelt binnen de grenzen van wet- en regelgeving.
-
Gedragsuiting
Is betrokken en begaan met de patiënt en diens naasten vanuit oprecht meeleven.
-
Gedragsuiting
Past passende gesprekstechnieken toe ter ondersteuning van het uiten van de emoties van de patiënt en diens naasten.
-
Gedragsuiting
Reageert passend en begripvol op emoties van de patiënt en diens naasten met explorerende en erkennende responsen.
-
Gedragsuiting
Is voortdurend opmerkzaam voor emoties van de palliatieve zorgvrager en diens naasten.
-
Gedragsuiting
Is zich bewust van eigen morele en ethische waarden.
-
Gedragsuiting
Initieert (interprofessioneel) een gesprek met de patiënt en diens naasten over beslissingen rondom het levenseinde (niet reanimeren/niet beademen, stoppen met eten en drinken, sterven op de plaats van voorkeur, palliatieve sedatie, euthanasie) en handelt binnen de grenzen van wet- en regelgeving.
-
Gedragsuiting
Houdt rekening met waarden en normen, wensen en gewoonten, gevoelens, persoonlijke omstandigheden en mogelijkheden van de patiënt en diens naasten.
-
Gedragsuiting
Is maximaal professioneel nabij, zonder passende verhoudingen uit het oog te verliezen en houdt rekening met de kwetsbaarheid van de patiënt en diens naasten.
-
Gedragsuiting
Kan in dialoog met de patiënt gevoelsreflecties geven, parafraseren en spiegelen.
-
Gedragsuiting
Is op de hoogte van de sociale kaart van de patiënt en informeert de patiënt over de regionale sociale kaart.
-
Gedragsuiting
Heeft oog voor etnische/culturele en levensbeschouwelijke achtergronden en ideologische overtuigingen.
-
Gedragsuiting
Werkt inter- en multidisciplinair samen en stemt zorg af met patiënt en naasten en collega's in de palliatieve (keten) zorg/het palliatieve netwerk.
-
Gedragsuiting
Heeft oog voor etnische/culturele en levensbeschouwelijke achtergronden en ideologische overtuigingen.
-
Gedragsuiting
Zorgt ervoor dat de patiënt en diens naasten voldoende geïnformeerd zijn om gefundeerde besluiten te kunnen nemen.
-
Gedragsuiting
Gebruikt de verschillende fasen binnen het gezamenlijke besluitvormingsproces en daarbij passende gesprekstechnieken en hulpmiddelen.
-
Gedragsuiting
Heeft oog voor veranderende context en onzekerheden van de patiënt en biedt ruimte om gemaakte besluiten te herzien.
-
Gedragsuiting
Is op de hoogte van de sociale kaart van de patiënt en informeert de patiënt over de regionale sociale kaart.
-
Gedragsuiting
Kan in dialoog met de zorgvrager gevoelsreflecties geven, parafraseren en spiegelen.
-
Gedragsuiting
Werkt inter- en multidisciplinair samen en stemt zorg af met patiënt en naasten en collega's in de palliatieve (keten) zorg/het palliatieve netwerk.
-
Gedragsuiting
Behartigt de belangen van de patiënt en diens naasten in samenwerkingsprocessen en schuwt daarbij de confrontatie niet.
-
Gedragsuiting
Communiceert doelgericht op basis van in de context en beroepspraktijk geldende conventies met patiënt en naasten en collega's in de palliatieve (keten)zorg/het palliatieve netwerk.
-
Gedragsuiting
Beïnvloedt zorg logistieke processen ten gunste van een soepel lopend zorgproces.
-
Gedragsuiting
Heeft kennis van relevante, actuele wetgeving zoals: Wbp (wet bescherming persoonsgegevens), Wet op de privacy en de meldcode huiselijk geweld, wet BIG, WGBO en euthanasiewet.
-
Gedragsuiting
Draagt verantwoordelijkheid voor resultaten van eigen werk en het resultaat van het werk van anderen.
-
Gedragsuiting
Is op de hoogte van de sociale kaart van de patiënt en informeert de patiënt over de regionale sociale kaart.
-
Gedragsuiting
Houdt rekening met waarden en normen, wensen en gewoonten, gevoelens, persoonlijke omstandigheden en mogelijkheden van de patiënt en diens naasten.
-
Gedragsuiting
Werkt inter- en multidisciplinair samen en stemt zorg af met patiënt en naasten en collega's in de palliatieve (keten) zorg/het palliatieve netwerk.
-
Gedragsuiting
Behartigt de belangen van de patiënt en diens naasten in samenwerkingsprocessen en schuwt daarbij de confrontatie niet.
-
Gedragsuiting
Communiceert doelgericht op basis van in de context en beroepspraktijk geldende conventies met patiënt en naasten en collega's in de palliatieve (keten)zorg/het palliatieve netwerk.
-
Gedragsuiting
Draagt verantwoordelijkheid voor resultaten van eigen werk en het resultaat van het werk van anderen.
-
Gedragsuiting
Is maximaal professioneel nabij, zonder passende verhoudingen uit het oog te verliezen en houdt rekening met de kwetsbaarheid van de patiënt en diens naasten.
-
Gedragsuiting
Zorgt ervoor dat de patiënt en diens naasten voldoende geïnformeerd zijn om gefundeerde besluiten te kunnen nemen.
-
Gedragsuiting
Gebruikt de verschillende fasen binnen het gezamenlijke besluitvormingsproces en daarbij passende gesprekstechnieken en hulpmiddelen.
-
Gedragsuiting
Houdt rekening met waarden en normen, wensen en gewoonten, gevoelens, persoonlijke omstandigheden en mogelijkheden van de patiënt en diens naasten.
-
Gedragsuiting
Werkt inter- en multidisciplinair samen en stemt zorg af met patiënt en naasten en collega's in de palliatieve (keten) zorg/het palliatieve netwerk.
-
Gedragsuiting
Behartigt de belangen van de patiënt en diens naasten in samenwerkingsprocessen en schuwt daarbij de confrontatie niet.
-
Gedragsuiting
Communiceert doelgericht op basis van in de context en beroepspraktijk geldende conventies met patiënt en naasten en collega's in de palliatieve (keten)zorg/het palliatieve netwerk.
-
Gedragsuiting
Beïnvloedt zorg logistieke processen ten gunste van een soepel lopend zorgproces.
-
Gedragsuiting
Heeft kennis van relevante, actuele wetgeving zoals: Wbp (wet bescherming persoonsgegevens), Wet op de privacy en de meldcode huiselijk geweld, wet BIG, WGBO en euthanasiewet.
-
Gedragsuiting
Draagt verantwoordelijkheid voor resultaten van eigen werk en het resultaat van het werk van anderen.
-
Gedragsuiting
Is maximaal professioneel nabij, zonder passende verhoudingen uit het oog te verliezen en houdt rekening met de kwetsbaarheid van de patiënt en diens naasten.
-
Gedragsuiting
Kan in dialoog met de patiënt gevoelsreflecties geven, parafraseren en spiegelen.
-
Gedragsuiting
Is op de hoogte van de sociale kaart van de patiënt en informeert de patiënt over de regionale sociale kaart.
-
Gedragsuiting
Heeft oog voor etnische/culturele en levensbeschouwelijke achtergronden en ideologische overtuigingen.
-
Gedragsuiting
Zorgt ervoor dat de patiënt en diens naasten voldoende geïnformeerd zijn om gefundeerde besluiten te kunnen nemen.
-
Gedragsuiting
Gebruikt de verschillende fasen binnen het gezamenlijke besluitvormingsproces en daarbij passende gesprekstechnieken en hulpmiddelen.
-
Gedragsuiting
Heeft oog voor veranderende context en onzekerheden van de patiënt en biedt ruimte om gemaakte besluiten te herzien.
-
Gedragsuiting
Kan in dialoog met de zorgvrager gevoelsreflecties geven, parafraseren en spiegelen.
-
Gedragsuiting
Signaleert leemtes in de palliatieve zorg die zich lenen voor het aanpassen van richtlijnen, standaarden, protocollen en zorgpaden en voor nader onderzoek.
-
Gedragsuiting
Consulteert indien nodig collega's en andere zorgverleners in een specifieke palliatieve beroepssituatie.
-
Gedragsuiting
Stemt af wie binnen de interprofessionele samenwerking de rol van centrale zorgverlener vervult.
-
Gedragsuiting
Is zich bewust van bestaande taboes over de dood.
-
Gedragsuiting
Is zich bewust van de eigen visie (op leven en dood) en hoe anderen hiernaar kijken.
-
Gedragsuiting
Is zich bewust van de eigen normen en waarden en de mogelijke invloed daarvan op het professionele handelen in de palliatieve zorg.
-
Gedragsuiting
Doorloopt de stappen van Evidence Based Practice (vraag stellen, zoeken, beoordelen, toepassen en evalueren) bij het toepassen van modellen, theorieën en onderzoeksresultaten van theoriegericht en praktijkgericht onderzoek in de palliatieve beroepspraktijk.
-
Gedragsuiting
Hanteert professionele en persoonlijke kennis om wensen en voorkeuren van patiënt te achterhalen (luistert actief, informeert en deelt kennis).
-
Gedragsuiting
Consulteert indien nodig collega's en andere zorgverleners in een specifieke palliatieve beroepssituatie.
-
Gedragsuiting
Toont proactief gedrag (wil begrijpen, delen, weten en vernieuwen) in het onderzoeken van praktische vraagstukken in de palliatieve zorg.
-
Gedragsuiting
Signaleert leemtes in de palliatieve zorg die zich lenen voor het aanpassen van richtlijnen, standaarden, protocollen en zorgpaden en voor nader onderzoek.
-
Gedragsuiting
Is zich bewust van de eigen normen en waarden en de mogelijke invloed daarvan op het professionele handelen in de palliatieve zorg.
-
Gedragsuiting
Kan het eigen functioneren, de eigen motieven, normen en emoties herkennen, kritisch onderzoeken en bespreekbaar maken.
-
Gedragsuiting
Consulteert indien nodig collega's en andere zorgverleners in een specifieke palliatieve beroepssituatie.
-
Gedragsuiting
Formuleert en prioriteert kritische vragen bij casuïstiek van patiënt en bij palliatieve zorg- en organisatievraagstukken.
-
Gedragsuiting
Realiseert een vernieuwing in een palliatieve beroepssituatie.
-
Gedragsuiting
Toont proactief gedrag (wil begrijpen, delen, weten en vernieuwen) in het onderzoeken van praktische vraagstukken in de palliatieve zorg.
-
Gedragsuiting
Toont begrijpend, onderzoekend gedrag bij de uitwisselingen van opvattingen en verschillen van inzicht in de palliatieve beroepspraktijk.
-
Gedragsuiting
Heeft een reflectieve beroepshouding, d.w.z. dat zij de keuzes die zij maakt en de beslissingen die zij neemt in de palliatieve zorg zorgvuldig overdenkt, inhoudelijk, procesmatig en moreel ethisch.
-
Gedragsuiting
Stemt af wie binnen de interprofessionele samenwerking de rol van centrale zorgverlener vervult.
-
Gedragsuiting
Signaleert leemtes in de palliatieve zorg die zich lenen voor het aanpassen van richtlijnen, standaarden, protocollen en zorgpaden en voor nader onderzoek.
-
Gedragsuiting
Beseft het belang van kennisdeling met de beroepspraktijk.
-
Gedragsuiting
Ondersteunt en bevordert de beroepsdeskundigheid van collega zorgverleners door te coachen op de zelfverantwoordelijkheid en het leerproces van de medewerker in de palliatieve zorg.
-
Gedragsuiting
Doorloopt de stappen van Evidence Based Practice (vraag stellen, zoeken, beoordelen, toepassen en evalueren) bij het toepassen van modellen, theorieën en onderzoeksresultaten van theoriegericht en praktijkgericht onderzoek in de palliatieve beroepspraktijk.
-
Gedragsuiting
Is zich bewust van bestaande taboes over de dood.
-
Gedragsuiting
Is zich bewust van de eigen visie (op leven en dood) en hoe anderen hiernaar kijken.
-
Gedragsuiting
Is zich bewust van de eigen normen en waarden en de mogelijke invloed daarvan op het professionele handelen in de palliatieve zorg.
-
Gedragsuiting
Kan het eigen functioneren, de eigen motieven, normen en emoties herkennen, kritisch onderzoeken en bespreekbaar maken.
-
Gedragsuiting
Kan de eigen grenzen, sterktes en zwaktes ten aanzien van palliatieve zorg aangeven.
-
Gedragsuiting
Consulteert indien nodig collega's en andere zorgverleners in een specifieke palliatieve beroepssituatie.
-
Gedragsuiting
Is zich bewust van de eigen normen en waarden en de mogelijke invloed daarvan op het professionele handelen in de palliatieve zorg.
-
Gedragsuiting
Kan het eigen functioneren, de eigen motieven, normen en emoties herkennen, kritisch onderzoeken en bespreekbaar maken.
-
Gedragsuiting
Kan de eigen grenzen, sterktes en zwaktes ten aanzien van palliatieve zorg aangeven.
-
Gedragsuiting
Consulteert indien nodig collega's en andere zorgverleners in een specifieke palliatieve beroepssituatie.
-
Gedragsuiting
Signaleert leemtes in de palliatieve zorg die zich lenen voor het aanpassen van richtlijnen, standaarden, protocollen en zorgpaden en voor nader onderzoek.
-
Gedragsuiting
Beseft het belang van kennisdeling met de beroepspraktijk.
-
Gedragsuiting
Ondersteunt en bevordert de beroepsdeskundigheid van collega zorgverleners door te coachen op de zelfverantwoordelijkheid en het leerproces van de medewerker in de palliatieve zorg.
-
Gedragsuiting
Consulteert indien nodig collega's en andere zorgverleners in een specifieke palliatieve beroepssituatie.
-
Gedragsuiting
Stemt af wie binnen de interprofessionele samenwerking de rol van centrale zorgverlener vervult.
-
Gedragsuiting
Zet gezondheidsbevorderende en preventieve interventies in, zoals het voorkomen van overbelasting mantelzorger.
-
Gedragsuiting
Betrekt, waar mogelijk, het sociale netwerk van de patiënt.
-
Gedragsuiting
Signaleert veelvoorkomende complicaties in de palliatieve fase.
-
Gedragsuiting
Zet gezondheidsbevorderende en preventieve interventies in, zoals het voorkomen van overbelasting mantelzorger.
-
Gedragsuiting
Betrekt, waar mogelijk, het sociale netwerk van de patiënt.
-
Gedragsuiting
Zet gezondheidsbevorderende en preventieve interventies in, zoals het voorkomen van overbelasting mantelzorger.
-
Gedragsuiting
Stemt af wie binnen de interprofessionele samenwerking de rol van centrale zorgverlener vervult.
-
Gedragsuiting
Volgt ontwikkelingen op het gebied van palliatieve zorg en draagt zorg voor inbedding binnen de organisatie.
-
Gedragsuiting
Is zich bewust van de heersende financiële kaders en kan daarbinnen de palliatieve zorg organiseren.
-
Gedragsuiting
Zorgt voor een veilige overgang van de ene naar de andere zorginstelling of thuissituatie.
-
Gedragsuiting
Stemt af wie binnen de interprofessionele samenwerking de rol van centrale zorgverlener vervult.
-
Gedragsuiting
Volgt ontwikkelingen op het gebied van palliatieve zorg en draagt zorg voor inbedding binnen de organisatie.
-
Gedragsuiting
Is zich bewust van de heersende financiële kaders en kan daarbinnen de palliatieve zorg organiseren.
-
Gedragsuiting
Beschrijft de organisatie van palliatieve zorg (structuur en functie van verschillende organisaties).
-
Gedragsuiting
Coördineert palliatieve zorg en initieert hierbij zo nodig multidisciplinaire overlegsituaties en participeert in deze overlegsituaties.
-
Gedragsuiting
Verwijst zo nodig naar andere disciplines.
-
Gedragsuiting
Zorgt voor een veilige overgang van de ene naar de andere zorginstelling of thuissituatie.
-
Gedragsuiting
Is zich bewust van de heersende financiële kaders en kan daarbinnen de palliatieve zorg organiseren.
-
Gedragsuiting
Zorgt voor een veilige overgang van de ene naar de andere zorginstelling of thuissituatie.
-
Gedragsuiting
Volgt ontwikkelingen op het gebied van palliatieve zorg en draagt zorg voor inbedding binnen de organisatie.
-
Gedragsuiting
Is zich bewust van de heersende financiële kaders en kan daarbinnen de palliatieve zorg organiseren.
-
Gedragsuiting
Beschrijft de organisatie van palliatieve zorg (structuur en functie van verschillende organisaties).
-
Gedragsuiting
Coördineert palliatieve zorg en initieert hierbij zo nodig multidisciplinaire overlegsituaties en participeert in deze overlegsituaties.
-
Gedragsuiting
Verwijst zo nodig naar andere disciplines.
-
Gedragsuiting
Zorgt voor een veilige overgang van de ene naar de andere zorginstelling of thuissituatie.
-
Gedragsuiting
Stemt af wie binnen de interprofessionele samenwerking de rol van centrale zorgverlener vervult.
-
Gedragsuiting
Handelt vanuit de principes van het kwaliteitskader palliatieve zorg.
-
Gedragsuiting
Schakelt tijdig gespecialiseerde palliatieve zorg in om deskundigheid en vaardigheid toe te voegen.
-
Gedragsuiting
Handelt vanuit de principes van het kwaliteitskader palliatieve zorg.
-
Gedragsuiting
Schakelt tijdig gespecialiseerde palliatieve zorg in om deskundigheid en vaardigheid toe te voegen.
-
Gedragsuiting
Geeft advies en instructie aan verpleegkundigen en andere beroepsbeoefenaren met betrekking tot palliatieve zorg.
-
Gedragsuiting
Handelt vanuit normen en waarden van de beroepscode.
-
Gedragsuiting
Handelt vanuit een professionele houding ten aanzien van afstand en betrokkenheid.
-
Gedragsuiting
Signaleert leemtes in de palliatieve zorg die zich lenen voor nader onderzoek en legt deze voor aan kenniscentra palliatieve zorg.
-
Gedragsuiting
Werkt mee aan intercollegiale ondersteuning en toetsing in de palliatieve zorg.
-
Gedragsuiting
Schakelt tijdig gespecialiseerde palliatieve zorg in om deskundigheid en vaardigheid toe te voegen.
-
Gedragsuiting
Schakelt tijdig gespecialiseerde palliatieve zorg in om deskundigheid en vaardigheid toe te voegen.
-
Gedragsuiting
Geeft advies en instructie aan verpleegkundigen en andere beroepsbeoefenaren met betrekking tot palliatieve zorg.
-
Gedragsuiting
Signaleert leemtes in de palliatieve zorg die zich lenen voor nader onderzoek en legt deze voor aan kenniscentra palliatieve zorg.
-
Gedragsuiting
Werkt mee aan intercollegiale ondersteuning en toetsing in de palliatieve zorg.
-
Gedragsuiting
Benoemt basisprincipes en kernwaarden van palliatieve zorg.
-
Gedragsuiting
Kent de volgende begrippen uit het kwaliteitskader palliatieve zorg NL: - definitie palliatieve zorg - kernwaarden en principes - de vier dimensies in palliatieve zorg: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel - palliatief redeneren - persoonsgerichte communicatie - de wijze waarop palliatieve zorgverlening wordt uitgevoerd en is georganiseerd interdisciplinaire-/ interprofessionele samenwerking - hoofdbehandelaar - centrale zorgverlener - de verschillende stadia in de palliatieve zorgverlening de betekenis van palliatieve zorg vroeg in het ziektetraject - kwaliteit van leven en sterven, beïnvloedende factoren - (mogelijkheden van en samenwerking met de apotheker bij) palliatieve sedatie en euthanasie - markering - gezamenlijke besluitvorming - proactieve zorgplanning - individueel zorgplan - ethisch handelen - moreel beraad - reflecteren
-
Gedragsuiting
Kan de aspecten van een multidimensionale en functionele anamnese benoemen waarin minimaal de vier dimensies van palliatieve zorgverlening aan bod komen.
-
Gedragsuiting
Beheerst de kennis over markeren van de palliatieve fase en de stervensfase en kent het onderscheid.
-
Gedragsuiting
Heeft kennis van de epidemiologie, etiologie, pathogenese, pathofysiologie, beloop en behandelopties van de meest voorkomende ziektebeelden, symptomen, functiestoornissen en daarmee gerelateerde medicatie in de palliatieve fase.
-
Gedragsuiting
Kan de aspecten van een multidimensionale en functionele anamnese benoemen waarin minimaal de vier dimensies van palliatieve zorgverlening aan bod komen.
-
Gedragsuiting
Kan aan de hand van casuïstiek de gevolgen van ziekten, symptomen en functiestoornissen inschatten.
-
Gedragsuiting
Kan de begrippen ziektegerichte behandeling en symptoomgerichte behandeling beschrijven.
-
Gedragsuiting
Kan het begrip gezamenlijke besluitvorming en het belang ervan in de palliatieve fase benoemen.
-
Gedragsuiting
Maakt gebruikt van evidence based practice bij het bepalen van beleid.
-
Gedragsuiting
Gebruikt kennis van oorzaakgerichte, symptoomgerichte, medicamenteuze, niet-medicamenteuze en invasieve behandelingen in de palliatieve fase bij de meest voorkomende ziektebeelden.
-
Gedragsuiting
Heeft kennis van de epidemiologie, etiologie, pathogenese, pathofysiologie, beloop en behandelopties van de meest voorkomende ziektebeelden, symptomen, functiestoornissen en daarmee gerelateerde medicatie in de palliatieve fase.
-
Gedragsuiting
Kan aan de hand van casuïstiek palliatief redeneren op vier dimensies.
-
Gedragsuiting
Beheerst de epidemiologie, etiologie, pathogenese, pathofysiologie en behandelopties van de meest voorkomende ziektebeelden, symptomen en functiestoornissen met betrekking tot de palliatieve fase.
-
Gedragsuiting
Past evidence based principes uit literatuur, protocollen, richtlijnen en zorgpaden van het vakgebied palliatieve zorg toe ten behoeve van de besluitvorming in casuïstiek.
-
Gedragsuiting
Kan het begrip gezamenlijke besluitvorming en het belang ervan in de palliatieve fase benoemen.
-
Gedragsuiting
Kan de rol van de apotheker benoemen bij het saneren en aanpassen van toedieningswijzen van medicatie in de palliatieve- en stervensfase.
-
Gedragsuiting
Kan de rol van de apotheker benoemen bij het saneren en aanpassen van toedieningswijzen van medicatie in de palliatieve- en stervensfase.
-
Gedragsuiting
Beheerst de kennis over markeren van de palliatieve fase en de stervensfase en kent het onderscheid.
-
Gedragsuiting
Kan de rol van de apotheker benoemen bij het saneren en aanpassen van toedieningswijzen van medicatie in de palliatieve- en stervensfase.
-
Gedragsuiting
Kan in een gesimuleerde situatie de basisvaardigheden communicatie toepassen: luistert actief, accepteert stiltes, stelt op de juiste manier vragen en heeft respect voor wensen, waarden en behoeften van de patiënt met diens naasten en betrekt hen.
-
Gedragsuiting
Kan onderwerpen bespreken op de vier dimensies in de palliatieve zorg: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel welbevinden en houdt rekening met cultuur, diversiteit, ethiek en recht.
-
Gedragsuiting
Kan in een gesimuleerde situatie het proces van gezamenlijke besluitvorming toepassen.
-
Gedragsuiting
Kan in een gesimuleerde situatie de basisvaardigheden communicatie toepassen: luistert actief, accepteert stiltes, stelt op de juiste manier vragen en heeft respect voor wensen, waarden en behoeften van de patiënt met diens naasten en betrekt hen.
-
Gedragsuiting
Kan onderwerpen bespreken op de vier dimensies in de palliatieve zorg: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel welbevinden en houdt rekening met cultuur, diversiteit, ethiek en recht.
-
Gedragsuiting
Kan in een gesimuleerde situatie het proces van gezamenlijke besluitvorming toepassen.
-
Gedragsuiting
Kan in een gesimuleerde situatie de basisvaardigheden communicatie toepassen: luistert actief, accepteert stiltes, stelt op de juiste manier vragen en heeft respect voor wensen, waarden en behoeften van de patiënt met diens naasten en betrekt hen.
-
Gedragsuiting
Kan onderwerpen bespreken op de vier dimensies in de palliatieve zorg: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel welbevinden en houdt rekening met cultuur, diversiteit, ethiek en recht.
-
Gedragsuiting
Kan in een gesimuleerde situatie overleggen met andere zorgprofessionals en mantelzorgers.
-
Gedragsuiting
Kan in een gesimuleerde situatie het proces van gezamenlijke besluitvorming toepassen.
-
Gedragsuiting
Heeft kennis van het belang van samenwerking met het volledige zorgsysteem, inclusief patiënt, naasten, (informele) zorgverleners, collegae en paramedici om tot afgestemde zorg te komen.
-
Gedragsuiting
Is zich bewust van de eigen attitude ten aanzien van ziekte en sterven en kan dit bespreekbaar maken.
-
Gedragsuiting
Kennis van het beloop van anticiperende rouw, normale (normatieve) en abnormale (nietnormatieve) rouw.
-
Gedragsuiting
Kennis van het beloop van anticiperende rouw, normale (normatieve) en abnormale (nietnormatieve) rouw.
-
Gedragsuiting
Kan in een gesimuleerde situatie de basisvaardigheden communicatie toepassen: luistert actief, accepteert stiltes, stelt op de juiste manier vragen en heeft respect voor wensen, waarden en behoeften van de patiënt met diens naasten en betrekt hen.
-
Gedragsuiting
Is zich bewust van de eigen attitude ten aanzien van ziekte en sterven en kan dit bespreekbaar maken.
-
Gedragsuiting
Kan onderwerpen bespreken op de vier dimensies in de palliatieve zorg: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel welbevinden en houdt rekening met cultuur, diversiteit, ethiek en recht.
-
Gedragsuiting
Kan de informatie-uitwisseling aanpassen op de behoeften van de patiënt met diens naasten, achtergrond, copingstijl en vaardigheden en respecteert het niet (alles) willen weten.
-
Gedragsuiting
Toont empathie en kan de emotionele toestand van de patiënt en diens naasten ondersteunen in een gesimuleerde situatie.
-
Gedragsuiting
Kan in een gesimuleerde situatie het proces van gezamenlijke besluitvorming toepassen.
-
Gedragsuiting
Heeft kennis van het belang van het hebben van aandacht en respect voor de visie van de patiënt en naasten en wisselende wensen in alle (ziekte)fasen.
-
Gedragsuiting
Kan onderwerpen bespreken op de vier dimensies in de palliatieve zorg: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel welbevinden en houdt rekening met cultuur, diversiteit, ethiek en recht.
-
Gedragsuiting
Toont empathie en kan de emotionele toestand van de patiënt en diens naasten ondersteunen in een gesimuleerde situatie.
-
Gedragsuiting
Kan in een gesimuleerde situatie overleggen met andere zorgprofessionals en mantelzorgers.
-
Gedragsuiting
Kan in een gesimuleerde situatie het proces van gezamenlijke besluitvorming toepassen.
-
Gedragsuiting
Heeft kennis van het belang van het hebben van aandacht en respect voor de visie van de patiënt en naasten en wisselende wensen in alle (ziekte)fasen.
-
Gedragsuiting
Kent het belang van optimale interprofessionele samenwerking in de palliatieve zorg en de verschillende rollen.
-
Gedragsuiting
Kent de eigen persoonlijke- en zorginhoudelijke mogelijkheden en grenzen en die van collega zorgverlener.
-
Gedragsuiting
Kan in een gesimuleerde situatie samenwerken en overleggen in een interdisciplinair teamverband.
-
Gedragsuiting
Beschrijft in een gesimuleerde situatie een schriftelijke overdracht: de stand van zaken, actueel beleid, uitkomst proactieve zorgplanning, medicatie en wat met patiënt is besproken bijvoorbeeld in een levenseindegesprek.
-
Gedragsuiting
Kan in een gesimuleerde situatie samenwerken en overleggen in een interdisciplinair teamverband.
-
Gedragsuiting
Kent het belang van optimale interprofessionele samenwerking in de palliatieve zorg en de verschillende rollen.
-
Gedragsuiting
Benoemt het belang van gezamenlijke besluitvorming in de palliatieve zorg.
-
Gedragsuiting
Kent de eigen persoonlijke- en zorginhoudelijke mogelijkheden en grenzen en die van collega zorgverlener.
-
Gedragsuiting
Beschrijft in een gesimuleerde situatie een schriftelijke overdracht: de stand van zaken, actueel beleid, uitkomst proactieve zorgplanning, medicatie en wat met patiënt is besproken bijvoorbeeld in een levenseindegesprek.
-
Gedragsuiting
Kan in een gesimuleerde situatie samenwerken en overleggen in een interdisciplinair teamverband.
-
Gedragsuiting
Beoordeelt wetenschappelijke kennis en informatie over palliatieve zorg kritisch, gebaseerd op evidence, op relevantie, significantie en toepasbaarheid voor de klinische praktijk.
-
Gedragsuiting
Denkt vanuit ‘positieve gezondheid’ en bespreekt met de patiënt wat er allemaal nog wel kan, wat voor de patiënt bijdraagt aan betekenisvol leven en sterven en stimuleert de patiënt zoveel mogelijk de eigen regie te nemen.
-
Gedragsuiting
Heeft kennis van de beroepscode(s), wettelijke of anderszins gereguleerde aspecten van palliatieve zorg, waaronder: inzage in medisch dossier of verstrekken van persoonsgebonden medische informatie; informed consent (geïnformeerde toestemming); wilsverklaring; onderzoek naar wilsbekwaamheid; bewust stoppen met eten en drinken; rol en verantwoordelijkheden van wettelijke vertegenwoordigers; orgaandonatie; palliatieve sedatie; euthanasie.
-
Gedragsuiting
Is op de hoogte van de beroepscode(s), wettelijke of anderszins gereguleerde aspecten van palliatieve zorg, waaronder: inzage in medisch dossier of verstrekken van persoonsgebonden medische informatie, informed consent (geïnformeerde toestemming), wilsverklaring; onderzoek naar wilsbekwaamheid, rol en verantwoordelijkheden van wettelijke vertegenwoordigers, orgaandonatie; palliatieve sedatie en euthanasie.
-
Gedragsuiting
Kan ethische en morele dilemma’s in de palliatieve zorgverlening en vooral rondom het levenseinde bespreken in een onderwijssituatie.
-
Gedragsuiting
Kan actief deelnemen aan een moreel beraad in een onderwijssituatie.
-
Gedragsuiting
Denkt vanuit ‘positieve gezondheid’ en bespreekt met de patiënt wat er allemaal nog wel kan, wat voor de patiënt bijdraagt aan betekenisvol leven en sterven en stimuleert de patiënt zoveel mogelijk de eigen regie te nemen.
-
Gedragsuiting
Heeft kennis van de beroepscode(s), wettelijke of anderszins gereguleerde aspecten van palliatieve zorg, waaronder: inzage in medisch dossier of verstrekken van persoonsgebonden medische informatie; informed consent (geïnformeerde toestemming); wilsverklaring; onderzoek naar wilsbekwaamheid; bewust stoppen met eten en drinken; rol en verantwoordelijkheden van wettelijke vertegenwoordigers; orgaandonatie; palliatieve sedatie; euthanasie.
-
Gedragsuiting
Kan actief deelnemen aan een moreel beraad in een onderwijssituatie.
-
Gedragsuiting
Kan omgaan met het begrip kwaliteit van leven en sterven en functionaliteit onder eigen regie.
-
Gedragsuiting
Is op de hoogte van de beroepscode(s), wettelijke of anderszins gereguleerde aspecten van palliatieve zorg, waaronder: inzage in medisch dossier of verstrekken van persoonsgebonden medische informatie, informed consent (geïnformeerde toestemming), wilsverklaring; onderzoek naar wilsbekwaamheid, rol en verantwoordelijkheden van wettelijke vertegenwoordigers, orgaandonatie; palliatieve sedatie en euthanasie.
-
Gedragsuiting
Beheerst de kennis en basisvaardigheden voor het participeren in een MDO of interprofessionele setting.
-
Gedragsuiting
Kent het begrip interprofessionele samenwerking en kan het belang ervan in de palliatieve zorg benoemen.
-
Gedragsuiting
Heeft kennis over de organisatie van de palliatieve zorg.
-
Gedragsuiting
Is op de hoogte van de veilige gegevensuitwisseling en kent de Algemene Verordening Gegevensbescherming.
-
Gedragsuiting
Kan in een gesimuleerde situatie samenwerken in een interdisciplinair verband.
-
Gedragsuiting
Weet welke aspecten aan de orde zijn om adequate nazorg vorm te geven.
-
Gedragsuiting
Beheerst de kennis en basisvaardigheden voor het participeren in een MDO of interprofessionele setting.
-
Gedragsuiting
Beheerst de kennis en basisvaardigheden voor het participeren in een MDO of interprofessionele setting.
-
Gedragsuiting
Kan in een gesimuleerde situatie samenwerken in een interdisciplinair verband.
-
Gedragsuiting
Is zich bewust van distantie en nabijheid in de relatie met de patiënt.
-
Gedragsuiting
Is zich bewust van distantie en nabijheid in de relatie met de patiënt.
-
Gedragsuiting
Kan reflecteren op distantie en nabijheid in relaties.
-
Gedragsuiting
Toont (basis)kennis van palliatieve zorgverlening: de definitie palliatieve zorg en de volgende begrippen uit het kwaliteitskader palliatieve zorg NL: kernwaarden en principes, de vier dimensies in Palliatieve zorg: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel, palliatief redeneren, persoonsgerichte communicatie, de wijze waarop palliatieve zorgverlening wordt uitgevoerd en is georganiseerd, Interdisciplinaire-/interprofessionele samenwerking, hoofdbehandelaar, centrale zorgverlener, de verschillende stadia in de palliatieve zorgverlening, de betekenis van palliatieve zorg vroeg in het Ziektetraject, kwaliteit van leven en sterven, beïnvloedende factoren, (mogelijkheden van en samenwerking met de apotheker bij) palliatieve sedatie en euthanasie, markering, gezamenlijke besluitvorming, proactieve zorgplanning, individueel zorgplan, ethisch handelen, moreel beraad, reflecteren.
-
Gedragsuiting
Toont kennis van de epidemiologie, etiologie, pathogenese, pathofysiologie, verloop en behandelopties van de meest voorkomende ziektebeelden, symptomen, functiestoornissen en daarmee gerelateerde medicatie in de palliatieve fase.
-
Gedragsuiting
Neemt een multidimensionale en functionele anamnese af.
-
Gedragsuiting
Verricht lichamelijk onderzoek, rekening houdend met de belasting hiervan voor de patiënt.
-
Gedragsuiting
Herkent mensen met een levensbedreigende aandoening of kwetsbaarheid en herkent en signaleert bij deze mensen progressie van symptomen, het optreden van complicaties en toename van functiestoornissen en kiest voor een ziektegerichte en/of symptoomgerichte aanpak c.q. behandeling.
-
Gedragsuiting
Markeert op klinische gronden tijdig de palliatieve fase en de stervensfase.
-
Gedragsuiting
Brengt waarden, wensen en behoeften van de patiënt en naasten in kaart, waaronder behoudt van kwaliteit van leven voor de patiënt en naasten gedurende het gehele traject.
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situaties en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 7
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situaties en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 7
-
Gedragsuiting
Toont (basis)kennis van palliatieve zorgverlening: de definitie palliatieve zorg en de volgende begrippen uit het kwaliteitskader palliatieve zorg NL: kernwaarden en principes, de vier dimensies in Palliatieve zorg: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel, palliatief redeneren, persoonsgerichte communicatie, de wijze waarop palliatieve zorgverlening wordt uitgevoerd en is georganiseerd, Interdisciplinaire-/interprofessionele samenwerking, hoofdbehandelaar, centrale zorgverlener, de verschillende stadia in de palliatieve zorgverlening, de betekenis van palliatieve zorg vroeg in het Ziektetraject, kwaliteit van leven en sterven, beïnvloedende factoren, (mogelijkheden van en samenwerking met de apotheker bij) palliatieve sedatie en euthanasie, markering, gezamenlijke besluitvorming, proactieve zorgplanning, individueel zorgplan, ethisch handelen, moreel beraad, reflecteren.
-
Gedragsuiting
Prioriteert en handelt op wat voor patiënt van belang is en handelt als zodanig, gericht op verlichten van lijden, optimaliseren van functioneren, verbetering van kwaliteit van leven en sterven en onder eigen regie van de patiënt en naasten.
-
Gedragsuiting
Inventariseert systematisch en behandelt de meest voorkomende symptomen en problematiek in de palliatieve fase, bijvoorbeeld pijn en benauwdheid.
-
Gedragsuiting
Heeft aandacht voor het tijdig saneren en aanpassen van toedieningswijzen van medicatie in de palliatieve- en stervensfase en stemt dit af met de apotheker.
-
Gedragsuiting
Anticipeert op, signaleert en handelt c.q. verwijst tijdig en adequaat in geval van acute problemen in de vier dimensies, zoals bij mentale nood, zingevingsvraagstukken, sociale nood, massale bloeding, acute verstikking, delier, refractaire symptomen en acute dwarslaesie.
-
Gedragsuiting
Toont kennis van de epidemiologie, etiologie, pathogenese, pathofysiologie, verloop en behandelopties van de meest voorkomende ziektebeelden, symptomen, functiestoornissen en daarmee gerelateerde medicatie in de palliatieve fase.
-
Gedragsuiting
Draagt zorg voor een waardig en goed sterfbed, met oog voor patiënt en naasten, inclusief nazorg.
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situaties en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 7
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situaties en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 7
-
Gedragsuiting
Heeft aandacht voor het tijdig saneren en aanpassen van toedieningswijzen van medicatie in de palliatieve- en stervensfase en stemt dit af met de apotheker.
-
Gedragsuiting
Herkent mensen met een levensbedreigende aandoening of kwetsbaarheid en herkent en signaleert bij deze mensen progressie van symptomen, het optreden van complicaties en toename van functiestoornissen en kiest voor een ziektegerichte en/of symptoomgerichte aanpak c.q. behandeling.
-
Gedragsuiting
Markeert op klinische gronden tijdig de palliatieve fase en de stervensfase.
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situaties en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 7
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situaties en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 7
-
Gedragsuiting
Brengt waarden, wensen en behoeften van de patiënt en naasten in kaart, waaronder behoudt van kwaliteit van leven voor de patiënt en naasten gedurende het gehele traject.
-
Gedragsuiting
Toont empathie en biedt ruimte voor emoties van de patiënt en diens naasten.
-
Gedragsuiting
Overlegt met de patiënt en naasten welke zorg het beste bij de patiënt past.
-
Gedragsuiting
Bespreekt opties, voor- en nadelen, voorkeuren, omstandigheden van de patiënt en eigen verwachtingen en die van de patiënt over het verloop van ziekte en sterven.
-
Gedragsuiting
Past het eigen handelen en de communicatie aan op de copingstrategieën en veerkracht van patiënt en naasten.
-
Gedragsuiting
Bespreekt met de patiënt en naasten het moment van het markeren van de palliatieve- en later de stervensfase met aandacht voor de verschillende accenten van beide fasen.
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situaties en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 7
-
Gedragsuiting
Borgt de gemaakte afspraken voortkomend uit het proces van gezamenlijke besluitvorming door informatieoverdracht.
-
Gedragsuiting
Maakt indien mogelijk gebruik van een digitaal beschikbaar overdrachtsdocument en/of individueel zorgplan (DigIZP).
-
Gedragsuiting
Bespreekt met patiënt en naasten, ook proactief, datgene wat de patiënt bezighoudt, zorgen baart en van betekenis is en realiseerbare wensen en doelen.
-
Gedragsuiting
Werkt samen met het volledige zorgsysteem, inclusief patiënt, naasten, (informele) zorgverleners, collegae en paramedici om tot afgestemde zorg te komen.
-
Gedragsuiting
Denkt, plant en organiseert vooruit in overleg met de patiënt en naasten.
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situaties en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 7
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situaties en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 7
-
Gedragsuiting
Maakt indien mogelijk gebruik van een digitaal beschikbaar overdrachtsdocument en/of individueel zorgplan (DigIZP).
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situaties en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 7
-
Gedragsuiting
Toont empathie en biedt ruimte voor emoties van de patiënt en diens naasten.
-
Gedragsuiting
Past het eigen handelen en de communicatie aan op de copingstrategieën en veerkracht van patiënt en naasten.
-
Gedragsuiting
Bespreekt met de patiënt en naasten het moment van het markeren van de palliatieve- en later de stervensfase met aandacht voor de verschillende accenten van beide fasen.
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situaties en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 7
-
Gedragsuiting
Toont empathie en biedt ruimte voor emoties van de patiënt en diens naasten.
-
Gedragsuiting
Onderkent de invloed van de eigen attitude, bijvoorbeeld ten aanzien van ziek zijn en sterven, in een advies en zorgrelatie en gaat daar op adequate wijze mee om.
-
Gedragsuiting
Creëert een omgeving die gekenmerkt wordt door wederzijds vertrouwen, begrip, veiligheid en empathie.
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situaties en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 7
-
Gedragsuiting
Toont empathie en biedt ruimte voor emoties van de patiënt en diens naasten.
-
Gedragsuiting
Overlegt met de patiënt en naasten welke zorg het beste bij de patiënt past.
-
Gedragsuiting
Bespreekt opties, voor- en nadelen, voorkeuren, omstandigheden van de patiënt en eigen verwachtingen en die van de patiënt over het verloop van ziekte en sterven.
-
Gedragsuiting
Borgt de gemaakte afspraken voortkomend uit het proces van gezamenlijke besluitvorming door informatieoverdracht.
-
Gedragsuiting
Maakt indien mogelijk gebruik van een digitaal beschikbaar overdrachtsdocument en/of individueel zorgplan (DigIZP).
-
Gedragsuiting
Zorgt dat informatie uitwisseling gericht is op behoeften van de patiënt met diens naasten, achtergrond, copingstijl en vaardigheden en respecteert het niet (alles) willen weten.
-
Gedragsuiting
Bespreekt met patiënt en naasten, ook proactief, datgene wat de patiënt bezighoudt, zorgen baart en van betekenis is en realiseerbare wensen en doelen.
-
Gedragsuiting
Werkt samen met het volledige zorgsysteem, inclusief patiënt, naasten, (informele) zorgverleners, collegae en paramedici om tot afgestemde zorg te komen.
-
Gedragsuiting
Onderkent de invloed van de eigen attitude, bijvoorbeeld ten aanzien van ziek zijn en sterven, in een advies en zorgrelatie en gaat daar op adequate wijze mee om.
-
Gedragsuiting
Creëert een omgeving die gekenmerkt wordt door wederzijds vertrouwen, begrip, veiligheid en empathie.
-
Gedragsuiting
Past het eigen handelen en de communicatie aan op de copingstrategieën en veerkracht van patiënt en naasten.
-
Gedragsuiting
Bespreekt met de patiënt en naasten het moment van het markeren van de palliatieve- en later de stervensfase met aandacht voor de verschillende accenten van beide fasen.
-
Gedragsuiting
Denkt, plant en organiseert vooruit in overleg met de patiënt en naasten.
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situaties en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 7
-
Gedragsuiting
Maakt zo nodig en tijdig gebruik van consultatie van in palliatieve zorg gespecialiseerde zorgverleners.
-
Gedragsuiting
Draagt zorg voor tijdige en adequate informatie-uitwisseling en overdracht tussen patiënt, naasten, vrijwilligers en de betrokken zorgverleners.
-
Gedragsuiting
Is proactief en maakt duidelijke afspraken met patiënt, naasten, apotheker en zorgverleners over wie, wat, hoe en wanneer.
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situaties en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 7
-
Gedragsuiting
Is flexibel, motiverend, stimulerend, tactvol en communicatief vaardig in samenwerking.
-
Gedragsuiting
Werkt samen in interdisciplinair teamverband.
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situaties en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 7
-
Gedragsuiting
Is flexibel, motiverend, stimulerend, tactvol en communicatief vaardig in samenwerking.
-
Gedragsuiting
Kent de eigen persoonlijke- en zorginhoudelijke mogelijkheden en die van andere zorgverleners.
-
Gedragsuiting
Draagt zorg voor tijdige en adequate informatie-uitwisseling en overdracht tussen patiënt, naasten, vrijwilligers en de betrokken zorgverleners.
-
Gedragsuiting
Zorgt in een gestandaardiseerd overdrachtsproces voor een tijdige overdracht.
-
Gedragsuiting
Beschrijft compact voor de overdracht: de stand van zaken, actueel beleid, uitkomst proactieve zorgplanning, medicatie en wat met patiënt is besproken bijvoorbeeld in een levenseindegesprek.
-
Gedragsuiting
Zorgt onder andere op indicatie van zorg voor een mondelinge toelichting naar de volgende zorgverleners.
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situaties en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 7
-
Gedragsuiting
Maakt zo nodig en tijdig gebruik van consultatie van in palliatieve zorg gespecialiseerde zorgverleners.
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situaties en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 7
-
Gedragsuiting
Draagt zorg voor tijdige en adequate informatie-uitwisseling en overdracht tussen patiënt, naasten, vrijwilligers en de betrokken zorgverleners.
-
Gedragsuiting
Is proactief en maakt duidelijke afspraken met patiënt, naasten, apotheker en zorgverleners over wie, wat, hoe en wanneer.
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situaties en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 7
-
Gedragsuiting
Is flexibel, motiverend, stimulerend, tactvol en communicatief vaardig in samenwerking.
-
Gedragsuiting
Maakt zo nodig en tijdig gebruik van consultatie van in palliatieve zorg gespecialiseerde zorgverleners.
-
Gedragsuiting
Kent de eigen persoonlijke- en zorginhoudelijke mogelijkheden en die van andere zorgverleners.
-
Gedragsuiting
Draagt zorg voor tijdige en adequate informatie-uitwisseling en overdracht tussen patiënt, naasten, vrijwilligers en de betrokken zorgverleners.
-
Gedragsuiting
Werkt samen in interdisciplinair teamverband.
-
Gedragsuiting
Zorgt in een gestandaardiseerd overdrachtsproces voor een tijdige overdracht.
-
Gedragsuiting
Is proactief en maakt duidelijke afspraken met patiënt, naasten, apotheker en zorgverleners over wie, wat, hoe en wanneer.
-
Gedragsuiting
Beschrijft compact voor de overdracht: de stand van zaken, actueel beleid, uitkomst proactieve zorgplanning, medicatie en wat met patiënt is besproken bijvoorbeeld in een levenseindegesprek.
-
Gedragsuiting
Zorgt onder andere op indicatie van zorg voor een mondelinge toelichting naar de volgende zorgverleners.
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situaties en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 7
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situaties en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 7
-
Gedragsuiting
Handelt in onzekere situaties op een verantwoorde manier.
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situaties en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 7
-
Gedragsuiting
Raadpleegt bij twijfel in palliatieve zorg gespecialiseerde zorgverleners.
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situaties en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 7
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situaties en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 7
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situaties en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 7
-
Gedragsuiting
Stelt patiënt en naasten centraal en respecteert waarden, wensen en behoeften c.q. doelen van de patiënt met naasten.
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situaties en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 7
-
Gedragsuiting
Praktiseert gezamenlijke besluitvorming en proactieve zorgplanning.
-
Gedragsuiting
Denkt vanuit ‘positieve gezondheid', bespreekt met de patiënt wat er allemaal nog wel kan en wat voor de patiënt bijdraagt aan betekenisvol leven en sterven en stimuleert de patiënt zoveel mogelijk de eigen regie te nemen.
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situaties en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 7
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situaties en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 7
-
Gedragsuiting
Is zich bewust van de (on)mogelijkheden van wet- en regelgeving en eigen ethische kaders en komt tot een zorgvuldige afweging voor de patiënt en zichzelf.
-
Gedragsuiting
Herkent en bespreekt ethische en morele dilemma's in de palliatieve zorgverlening, vooral rondom het levenseinde.
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situaties en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 7
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situaties en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 7
-
Gedragsuiting
Stelt patiënt en naasten centraal en respecteert waarden, wensen en behoeften c.q. doelen van de patiënt met naasten.
-
Gedragsuiting
Herkent en bespreekt ethische en morele dilemma's in de palliatieve zorgverlening, vooral rondom het levenseinde.
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situaties en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 7
-
Gedragsuiting
Praktiseert gezamenlijke besluitvorming en proactieve zorgplanning.
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situaties en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 7
-
Gedragsuiting
Draagt, samen met de centrale zorgverlener, zorg voor coördinatie, continuïteit en kwaliteit van de medische zorg, al naar gelang de gemaakte afspraken over instellingen heen.
-
Gedragsuiting
Draagt bij aan gestructureerd en doelmatig intra- en interprofessioneel overleg, waaronder het multidisciplinair overleg (MDO).
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situaties en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 7
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situaties en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 7
-
Gedragsuiting
Draagt, samen met de centrale zorgverlener, zorg voor coördinatie, continuïteit en kwaliteit van de medische zorg, al naar gelang de gemaakte afspraken over instellingen heen.
-
Gedragsuiting
Draagt bij aan gestructureerd en doelmatig intra- en interprofessioneel overleg, waaronder het multidisciplinair overleg (MDO).
-
Gedragsuiting
Draagt zorg voor een tijdige overdracht met veilige gegevensuitwisseling en werkt conform de Algemene Verordening Gegevensbescherming.
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situaties en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 7
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situaties en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 7
-
Gedragsuiting
Ziet toe op nazorg: contact met nabestaanden na overlijden, begeleiding en eventueel verwijzing voor gerichte ondersteuning bij de rouw.
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situaties en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 7
-
Gedragsuiting
Draagt, samen met de centrale zorgverlener, zorg voor coördinatie, continuïteit en kwaliteit van de medische zorg, al naar gelang de gemaakte afspraken over instellingen heen.
-
Gedragsuiting
Draagt bij aan gestructureerd en doelmatig intra- en interprofessioneel overleg, waaronder het multidisciplinair overleg (MDO).
-
Gedragsuiting
Is zich bewust van de eigen opvattingen over leven en dood en ervaringen met ziekte en sterven en de invloed hiervan op het eigen functioneren in de rol van zorgverlener in de palliatieve zorg.
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situaties en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 7
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situaties en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 7
-
Gedragsuiting
Kent de grenzen van de eigen competentie, handelt daar binnen en reflecteert.
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situaties en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 7
-
Gedragsuiting
Reflecteert op de eigen waarden en normen op het gebied van palliatieve zorg.
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situaties en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 7
-
Gedragsuiting
Is zich bewust van de eigen opvattingen over leven en dood en ervaringen met ziekte en sterven en de invloed hiervan op het eigen functioneren in de rol van zorgverlener in de palliatieve zorg.
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situaties en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 7
-
Gedragsuiting
Is zich bewust van de eigen opvattingen over leven en dood en ervaringen met ziekte en sterven en de invloed hiervan op het eigen functioneren in de rol van zorgverlener in de palliatieve zorg.
-
Gedragsuiting
Kent de grenzen van de eigen competentie, handelt daar binnen en reflecteert.
-
Gedragsuiting
Reflecteert op de eigen waarden en normen op het gebied van palliatieve zorg.
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situaties en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 7
-
Gedragsuiting
Toont (basis)kennis van palliatieve zorgverlening: de definitie palliatieve zorg en de volgende begrippen uit het kwaliteitskader palliatieve zorg NL: kernwaarden en principes, de vier dimensies in palliatieve zorg: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel, palliatief redeneren, persoonsgerichte communicatie, de wijze waarop palliatieve zorgverlening wordt uitgevoerd en is georganiseerd, interdisciplinaire-/interprofessionele samenwerking, hoofdbehandelaar, centrale zorgverlener, de verschillende stadia in de palliatieve zorgverlening, de betekenis van palliatieve zorg vroeg in het ziektetraject, kwaliteit van leven en sterven, beïnvloedende factoren, (mogelijkheden van en samenwerking met de apotheker bij) palliatieve sedatie en euthanasie, markering, gezamenlijke besluitvorming, proactieve zorgplanning, individueel zorgplan, ethisch handelen, moreel beraad, reflecteren.
-
Gedragsuiting
Toont kennis van de epidemiologie, etiologie, pathogenese, pathofysiologie, verloop en behandelopties van de meest voorkomende ziektebeelden, symptomen, functiestoornissen en daarmee gerelateerde medicatie in de palliatieve fase.
-
Gedragsuiting
Neemt een multidimensionale en functionele anamnese af.
-
Gedragsuiting
Verricht lichamelijk onderzoek, rekening houdend met de belasting hiervan voor de patiënt.
-
Gedragsuiting
Herkent mensen met een levensbedreigende aandoening of kwetsbaarheid en herkent en signaleert bij deze mensen progressie van symptomen, het optreden van complicaties en toename van functiestoornissen en kiest voor een ziektegerichte en/of symptoomgerichte aanpak c.q. behandeling.
-
Gedragsuiting
Markeert op klinische gronden tijdig de palliatieve fase en de stervensfase.
-
Gedragsuiting
Brengt waarden, wensen en behoeften van de patiënt en naasten in kaart, waaronder behoudt van kwaliteit van leven voor de patiënt en naasten gedurende het gehele traject.
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situatie en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 8
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situatie en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 8
-
Gedragsuiting
Toont (basis)kennis van palliatieve zorgverlening: de definitie palliatieve zorg en de volgende begrippen uit het kwaliteitskader palliatieve zorg NL: kernwaarden en principes, de vier dimensies in palliatieve zorg: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel, palliatief redeneren, persoonsgerichte communicatie, de wijze waarop palliatieve zorgverlening wordt uitgevoerd en is georganiseerd, interdisciplinaire-/interprofessionele samenwerking, hoofdbehandelaar, centrale zorgverlener, de verschillende stadia in de palliatieve zorgverlening, de betekenis van palliatieve zorg vroeg in het ziektetraject, kwaliteit van leven en sterven, beïnvloedende factoren, (mogelijkheden van en samenwerking met de apotheker bij) palliatieve sedatie en euthanasie, markering, gezamenlijke besluitvorming, proactieve zorgplanning, individueel zorgplan, ethisch handelen, moreel beraad, reflecteren.
-
Gedragsuiting
Prioriteert en handelt op wat voor patiënt van belang is en handelt als zodanig, gericht op verlichten van lijden, optimaliseren van functioneren, verbetering van kwaliteit van leven en sterven en onder eigen regie van de patiënt en naasten.
-
Gedragsuiting
Inventariseert systematisch en behandelt de meest voorkomende symptomen en problematiek in de palliatieve fase, bijvoorbeeld pijn en benauwdheid.
-
Gedragsuiting
Heeft aandacht voor het tijdig saneren en aanpassen van toedieningswijzen van medicatie in de palliatieve- en stervensfase en stemt dit af met de apotheker.
-
Gedragsuiting
Anticipeert op, signaleert en handelt c.q. verwijst tijdig en adequaat in geval van acute problemen in de vier dimensies, zoals bij mentale nood, zingevingsvraagstukken, sociale nood, massale bloeding, acute verstikking, delier, refractaire symptomen en acute dwarslaesie.
-
Gedragsuiting
Toont kennis van de epidemiologie, etiologie, pathogenese, pathofysiologie, verloop en behandelopties van de meest voorkomende ziektebeelden, symptomen, functiestoornissen en daarmee gerelateerde medicatie in de palliatieve fase.
-
Gedragsuiting
Draagt zorg voor een waardig en goed sterfbed, met oog voor patiënt en naasten, inclusief nazorg.
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situatie en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 8
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situatie en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 8
-
Gedragsuiting
Heeft aandacht voor het tijdig saneren en aanpassen van toedieningswijzen van medicatie in de palliatieve- en stervensfase en stemt dit af met de apotheker.
-
Gedragsuiting
Herkent mensen met een levensbedreigende aandoening of kwetsbaarheid en herkent en signaleert bij deze mensen progressie van symptomen, het optreden van complicaties en toename van functiestoornissen en kiest voor een ziektegerichte en/of symptoomgerichte aanpak c.q. behandeling.
-
Gedragsuiting
Markeert op klinische gronden tijdig de palliatieve fase en de stervensfase.
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situatie en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 8
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situatie en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 8
-
Gedragsuiting
Brengt waarden, wensen en behoeften van de patiënt en naasten in kaart, waaronder behoudt van kwaliteit van leven voor de patiënt en naasten gedurende het gehele traject.
-
Gedragsuiting
Toont empathie en biedt ruimte voor emoties van de patiënt en diens naasten.
-
Gedragsuiting
Overlegt met de patiënt en naasten welke zorg het beste bij de patiënt past.
-
Gedragsuiting
Bespreekt opties, voor- en nadelen, voorkeuren, omstandigheden van de patiënt en eigen verwachtingen en die van de patiënt over het verloop van ziekte en sterven.
-
Gedragsuiting
Past het eigen handelen en de communicatie aan op de copingstrategieën en veerkracht van patiënt en naasten.
-
Gedragsuiting
Bespreekt met de patiënt en naasten het moment van het markeren van de palliatieve- en later de stervensfase met aandacht voor de verschillende accenten van beide fasen.
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situatie en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 8
-
Gedragsuiting
Borgt de gemaakte afspraken voortkomend uit het proces van gezamenlijke besluitvorming door informatieoverdracht.
-
Gedragsuiting
Maakt indien mogelijk gebruik van een digitaal beschikbaar overdrachtsdocument en/of individueel zorgplan (DigIZP).
-
Gedragsuiting
Bespreekt met patiënt en naasten, ook proactief, datgene wat de patiënt bezighoudt, zorgen baart, van betekenis is en realiseerbare wensen en doelen.
-
Gedragsuiting
Werkt samen met het volledige zorgsysteem, inclusief patiënt, naasten, (informele) zorgverleners, collegae en paramedici om tot afgestemde zorg te komen.
-
Gedragsuiting
Denkt, plant en organiseert vooruit in overleg met de patiënt en naasten.
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situatie en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 8
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situatie en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 8
-
Gedragsuiting
Maakt indien mogelijk gebruik van een digitaal beschikbaar overdrachtsdocument en/of individueel zorgplan (DigIZP).
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situatie en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 8
-
Gedragsuiting
Toont empathie en biedt ruimte voor emoties van de patiënt en diens naasten.
-
Gedragsuiting
Past het eigen handelen en de communicatie aan op de copingstrategieën en veerkracht van patiënt en naasten.
-
Gedragsuiting
Bespreekt met de patiënt en naasten het moment van het markeren van de palliatieve- en later de stervensfase met aandacht voor de verschillende accenten van beide fasen.
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situatie en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 8
-
Gedragsuiting
Toont empathie en biedt ruimte voor emoties van de patiënt en diens naasten.
-
Gedragsuiting
Onderkent de invloed van de eigen attitude, bijvoorbeeld ten aanzien van ziek zijn en sterven, in een advies en zorgrelatie en gaat daar op adequate wijze mee om.
-
Gedragsuiting
Creëert een omgeving die gekenmerkt wordt door wederzijds vertrouwen, begrip, veiligheid en empathie.
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situatie en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 8
-
Gedragsuiting
Toont empathie en biedt ruimte voor emoties van de patiënt en diens naasten.
-
Gedragsuiting
Overlegt met de patiënt en naasten welke zorg het beste bij de patiënt past.
-
Gedragsuiting
Bespreekt opties, voor- en nadelen, voorkeuren, omstandigheden van de patiënt en eigen verwachtingen en die van de patiënt over het verloop van ziekte en sterven.
-
Gedragsuiting
Borgt de gemaakte afspraken voortkomend uit het proces van gezamenlijke besluitvorming door informatieoverdracht.
-
Gedragsuiting
Maakt indien mogelijk gebruik van een digitaal beschikbaar overdrachtsdocument en/of individueel zorgplan (DigIZP).
-
Gedragsuiting
Zorgt dat informatie uitwisseling gericht is op behoeften van de patiënt met diens naasten, achtergrond, copingstijl en vaardigheden en respecteert het niet (alles) willen weten.
-
Gedragsuiting
Bespreekt met patiënt en naasten, ook proactief, datgene wat de patiënt bezighoudt, zorgen baart, van betekenis is en realiseerbare wensen en doelen.
-
Gedragsuiting
Werkt samen met het volledige zorgsysteem, inclusief patiënt, naasten, (informele) zorgverleners, collegae en paramedici om tot afgestemde zorg te komen.
-
Gedragsuiting
Onderkent de invloed van de eigen attitude, bijvoorbeeld ten aanzien van ziek zijn en sterven, in een advies en zorgrelatie en gaat daar op adequate wijze mee om.
-
Gedragsuiting
Creëert een omgeving die gekenmerkt wordt door wederzijds vertrouwen, begrip, veiligheid en empathie.
-
Gedragsuiting
Past het eigen handelen en de communicatie aan op de copingstrategieën en veerkracht van patiënt en naasten.
-
Gedragsuiting
Bespreekt met de patiënt en naasten het moment van het markeren van de palliatieve- en later de stervensfase met aandacht voor de verschillende accenten van beide fasen.
-
Gedragsuiting
Denkt, plant en organiseert vooruit in overleg met de patiënt en naasten.
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situatie en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 8
-
Gedragsuiting
Maakt zo nodig en tijdig gebruik van consultatie van in palliatieve zorg gespecialiseerde zorgverleners.
-
Gedragsuiting
Draagt zorg voor tijdige en adequate informatie-uitwisseling en overdracht tussen patiënt, naasten, vrijwilligers en de betrokken zorgverleners.
-
Gedragsuiting
Is proactief en maakt duidelijke afspraken met patiënt, naasten, apotheker en zorgverleners over wie, wat, hoe en wanneer.
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situatie en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 8
-
Gedragsuiting
Is flexibel, motiverend, stimulerend, tactvol en communicatief vaardig in samenwerking.
-
Gedragsuiting
Werkt samen in interdisciplinair teamverband.
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situatie en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 8
-
Gedragsuiting
Is flexibel, motiverend, stimulerend, tactvol en communicatief vaardig in samenwerking.
-
Gedragsuiting
Kent de eigen persoonlijke- en zorginhoudelijke mogelijkheden en die van andere zorgverleners.
-
Gedragsuiting
Draagt zorg voor tijdige en adequate informatie-uitwisseling en overdracht tussen patiënt, naasten, vrijwilligers en de betrokken zorgverleners.
-
Gedragsuiting
Zorgt in een gestandaardiseerd overdrachtsproces voor een tijdige overdracht.
-
Gedragsuiting
Beschrijft compact voor de overdracht: de stand van zaken, actueel beleid, uitkomst proactieve zorgplanning, medicatie en wat met patiënt is besproken bijvoorbeeld in een levenseindegesprek.
-
Gedragsuiting
Zorgt onder andere op indicatie van zorg voor een mondelinge toelichting naar de volgende zorgverleners.
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situatie en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 8
-
Gedragsuiting
Maakt zo nodig en tijdig gebruik van consultatie van in palliatieve zorg gespecialiseerde zorgverleners.
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situatie en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 8
-
Gedragsuiting
Draagt zorg voor tijdige en adequate informatie-uitwisseling en overdracht tussen patiënt, naasten, vrijwilligers en de betrokken zorgverleners.
-
Gedragsuiting
Is proactief en maakt duidelijke afspraken met patiënt, naasten, apotheker en zorgverleners over wie, wat, hoe en wanneer.
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situatie en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 8
-
Gedragsuiting
Is flexibel, motiverend, stimulerend, tactvol en communicatief vaardig in samenwerking.
-
Gedragsuiting
Maakt zo nodig en tijdig gebruik van consultatie van in palliatieve zorg gespecialiseerde zorgverleners.
-
Gedragsuiting
Kent de eigen persoonlijke- en zorginhoudelijke mogelijkheden en die van andere zorgverleners.
-
Gedragsuiting
Draagt zorg voor tijdige en adequate informatie-uitwisseling en overdracht tussen patiënt, naasten, vrijwilligers en de betrokken zorgverleners.
-
Gedragsuiting
Werkt samen in interdisciplinair teamverband.
-
Gedragsuiting
Zorgt in een gestandaardiseerd overdrachtsproces voor een tijdige overdracht.
-
Gedragsuiting
Is proactief en maakt duidelijke afspraken met patiënt, naasten, apotheker en zorgverleners over wie, wat, hoe en wanneer.
-
Gedragsuiting
Beschrijft compact voor de overdracht: de stand van zaken, actueel beleid, uitkomst proactieve zorgplanning, medicatie en wat met patiënt is besproken bijvoorbeeld in een levenseindegesprek.
-
Gedragsuiting
Zorgt onder andere op indicatie van zorg voor een mondelinge toelichting naar de volgende zorgverleners.
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situatie en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 8
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situatie en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 8
-
Gedragsuiting
Handelt in onzekere situaties op een verantwoorde manier.
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situatie en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 8
-
Gedragsuiting
Raadpleegt bij twijfel in palliatieve zorg gespecialiseerde zorgverleners.
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situatie en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 8
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situatie en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 8
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situatie en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 8
-
Gedragsuiting
Stelt patiënt en naasten centraal en respecteert waarden, wensen en behoeften c.q. doelen van de patiënt met naasten.
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situatie en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 8
-
Gedragsuiting
Praktiseert gezamenlijke besluitvorming en proactieve zorgplanning.
-
Gedragsuiting
Denkt vanuit ‘positieve gezondheid' , bespreekt met de patiënt wat er allemaal nog wel kan en wat voor de patiënt bijdraagt aan betekenisvol leven en sterven en stimuleert de patiënt zoveel mogelijk de eigen regie te nemen.
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situatie en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 8
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situatie en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 8
-
Gedragsuiting
Is zich bewust van de (on)mogelijkheden van wet- en regelgeving en eigen ethische kaders en komt tot een zorgvuldige afweging voor de patiënt en zichzelf.
-
Gedragsuiting
Herkent en bespreekt ethische en morele dilemma's in de palliatieve zorgverlening, vooral rondom het levenseinde.
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situatie en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 8
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situatie en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 8
-
Gedragsuiting
Stelt patiënt en naasten centraal en respecteert waarden, wensen en behoeften c.q. doelen van de patiënt met naasten.
-
Gedragsuiting
Herkent en bespreekt ethische en morele dilemma's in de palliatieve zorgverlening, vooral rondom het levenseinde.
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situatie en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 8
-
Gedragsuiting
Praktiseert gezamenlijke besluitvorming en proactieve zorgplanning.
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situatie en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 8
-
Gedragsuiting
Draagt, samen met de centrale zorgverlener, zorg voor coördinatie, continuïteit en kwaliteit van de medische zorg, al naar gelang de gemaakte afspraken over instellingen heen.
-
Gedragsuiting
Draagt bij aan gestructureerd en doelmatig intra- en interprofessioneel overleg, waaronder het multidisciplinair overleg (MDO).
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situatie en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 8
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situatie en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 8
-
Gedragsuiting
Draagt, samen met de centrale zorgverlener, zorg voor coördinatie, continuïteit en kwaliteit van de medische zorg, al naar gelang de gemaakte afspraken over instellingen heen.
-
Gedragsuiting
Draagt bij aan gestructureerd en doelmatig intra- en interprofessioneel overleg, waaronder het multidisciplinair overleg (MDO).
-
Gedragsuiting
Draagt zorg voor een tijdige overdracht met veilige gegevensuitwisseling en werkt conform de Algemene Verordening Gegevensbescherming.
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situatie en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 8
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situatie en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 8
-
Gedragsuiting
Ziet toe op nazorg: contact met nabestaanden na overlijden, begeleiding en eventueel verwijzing voor gerichte ondersteuning bij de rouw.
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situatie en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 8
-
Gedragsuiting
Draagt, samen met de centrale zorgverlener, zorg voor coördinatie, continuïteit en kwaliteit van de medische zorg, al naar gelang de gemaakte afspraken over instellingen heen.
-
Gedragsuiting
Draagt bij aan gestructureerd en doelmatig intra- en interprofessioneel overleg, waaronder het multidisciplinair overleg (MDO).
-
Gedragsuiting
Is zich bewust van de eigen opvattingen over leven en dood en ervaringen met ziekte en sterven en de invloed hiervan op het eigen functioneren in de rol van zorgverlener in de palliatieve zorg.
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situatie en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 8
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situatie en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 8
-
Gedragsuiting
Kent de grenzen van de eigen competentie, handelt daar binnen en reflecteert.
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situatie en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 8
-
Gedragsuiting
Reflecteert op de eigen waarden en normen op het gebied van palliatieve zorg.
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situatie en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 8
-
Gedragsuiting
Is zich bewust van de eigen opvattingen over leven en dood en ervaringen met ziekte en sterven en de invloed hiervan op het eigen functioneren in de rol van zorgverlener in de palliatieve zorg.
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situatie en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 8
-
Gedragsuiting
Is zich bewust van de eigen opvattingen over leven en dood en ervaringen met ziekte en sterven en de invloed hiervan op het eigen functioneren in de rol van zorgverlener in de palliatieve zorg.
-
Gedragsuiting
Kent de grenzen van de eigen competentie, handelt daar binnen en reflecteert.
-
Gedragsuiting
Reflecteert op de eigen waarden en normen op het gebied van palliatieve zorg.
-
EPA
Bij het verlenen van palliatieve zorg (in eigen vakgebied) herkent, signaleert en markeert de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve en later de stervensfase. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase, zingeving en kwaliteit van leven. De arts zorgt ervoor dat waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel in kaart worden gebracht. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. De arts draagt vanuit het eigen vakgebied bij aan organisatie van proactieve zorgverlening en een waardig sterfbed in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners. De arts behandelt van veelvoorkomende ziektebeelden in het eigen vakgebied de problemen in de palliatieve fase en handelt adequaat samen met het team in acute situatie en spoedgevallen. De arts werkt samen met verschillende zorgprofessionals en mantelzorgers uit diverse instellingen en contexten. Meer over EPA Palliatieve zorg verlenen basisniveau 8
-
Gedragsuiting
Toont (basis)kennis van palliatieve zorgverlening: de definitie palliatieve zorg en de volgende begrippen uit het kwaliteitskader palliatieve zorg NL: kernwaarden en principes, de vier dimensies in palliatieve zorg: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel, palliatief redeneren, persoonsgerichte communicatie, de wijze waarop palliatieve zorgverlening wordt uitgevoerd en is georganiseerd, interdisciplinaire-/interprofessionele samenwerking, hoofdbehandelaar, centrale zorgverlener, de verschillende stadia in de palliatieve zorgverlening, de betekenis van palliatieve zorg vroeg in het ziektetraject, kwaliteit van leven en sterven, beïnvloedende factoren, (mogelijkheden van en samenwerking met de apotheker bij) palliatieve sedatie en euthanasie, markering, gezamenlijke besluitvorming, proactieve zorgplanning, individueel zorgplan, ethisch handelen, moreel beraad, reflecteren.
-
Gedragsuiting
Markeert op klinische gronden tijdig de palliatieve fase en de stervensfase.
-
Gedragsuiting
Brengt waarden, wensen en behoeften van de patiënt en naasten in kaart, waaronder behoudt van kwaliteit van leven voor de patiënt en naasten gedurende het gehele traject.
-
Gedragsuiting
Exploreert in hoeverre patiënt en naasten openstaan en of zij over de veerkracht beschikken om informatie te verwerken over de palliatieve- en/of stervensfase en/of zij hiervoor openstaan.
-
Gedragsuiting
Toont kennis van de epidemiologie, etiologie, pathogenese, pathofysiologie, verloop en behandelopties van de meest voorkomende ziektebeelden, symptomen, functiestoornissen en daarmee gerelateerde medicatie in de palliatieve fase.
-
Gedragsuiting
Neemt een multidimensionale en functionele anamnese af.
-
Gedragsuiting
Verricht lichamelijk onderzoek, rekening houdend met de belasting hiervan voor de patiënt.
-
Gedragsuiting
Past indien nodig en passend aanvullend onderzoek toe en weegt dit af tegen de belasting voor en wensen en behoeften van de patiënt en naasten.
-
Gedragsuiting
Maakt bij het analyseren van gevolgen van levensbedreigende ziekten of kwetsbaarheid, zoals symptomen, complicaties en functiestoornissen, gebruik van de methode palliatief redeneren op vier dimensies.
-
Gedragsuiting
Herkent mensen met een levensbedreigende aandoening of kwetsbaarheid en herkent en signaleert bij deze mensen progressie van symptomen, het optreden van complicaties en toename van functiestoornissen en kiest voor een ziektegerichte en/of symptoomgerichte aanpak c.q. behandeling.
-
EPA
Bij het signaleren, prognosticeren en markeren stelt de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve - en later de stervensfase vast. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase en worden de waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies in kaart gebracht. De arts spreekt in scenario's over de te verwachte prognose, beloop en behandeloptie. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. Meer over EPA Prognosticeren en markeren
-
Gedragsuiting
Toont (basis)kennis van palliatieve zorgverlening: de definitie palliatieve zorg en de volgende begrippen uit het kwaliteitskader palliatieve zorg NL: kernwaarden en principes, de vier dimensies in palliatieve zorg: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel, palliatief redeneren, persoonsgerichte communicatie, de wijze waarop palliatieve zorgverlening wordt uitgevoerd en is georganiseerd, interdisciplinaire-/interprofessionele samenwerking, hoofdbehandelaar, centrale zorgverlener, de verschillende stadia in de palliatieve zorgverlening, de betekenis van palliatieve zorg vroeg in het ziektetraject, kwaliteit van leven en sterven, beïnvloedende factoren, (mogelijkheden van en samenwerking met de apotheker bij) palliatieve sedatie en euthanasie, markering, gezamenlijke besluitvorming, proactieve zorgplanning, individueel zorgplan, ethisch handelen, moreel beraad, reflecteren.
-
Gedragsuiting
Maakt actueel beleid inclusief anticiperende stappen en gebruikt palliatief redeneren bij het formuleren van proactief beleid.
-
Gedragsuiting
Denkt in scenario's met voor- en nadelen, belasting voor de patiënt en mogelijke acties en interventies, anticipeert op mogelijke veranderingen en weegt voortdurend af.
-
Gedragsuiting
Past evidence based principes toe uit literatuur, protocollen, richtlijnen en zorgpaden van het vakgebied palliatieve zorg ten behoeve van de eigen klinische besluitvorming.
-
EPA
Met gezamenlijke besluitvorming als leidraad is proactieve zorgplanning een continu en dynamisch proces van gesprekken over huidige en toekomstige levensdoelen en keuzes en welke zorg daar nu en in de toekomst bij past. Bij het proactief zorg plannen in de palliatieve fase denkt, plant en organiseert de arts, in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners, de palliatieve zorg vooruit. Vastgelegd beleid wordt regelmatig herijkt en zo nodig aangepast. Meer over EPA Proactief zorg plannen
-
Gedragsuiting
Toont (basis)kennis van palliatieve zorgverlening: de definitie palliatieve zorg en de volgende begrippen uit het kwaliteitskader palliatieve zorg NL: kernwaarden en principes, de vier dimensies in palliatieve zorg: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel, palliatief redeneren, persoonsgerichte communicatie, de wijze waarop palliatieve zorgverlening wordt uitgevoerd en is georganiseerd, interdisciplinaire-/interprofessionele samenwerking, hoofdbehandelaar, centrale zorgverlener, de verschillende stadia in de palliatieve zorgverlening, de betekenis van palliatieve zorg vroeg in het ziektetraject, kwaliteit van leven en sterven, beïnvloedende factoren, (mogelijkheden van en samenwerking met de apotheker bij) palliatieve sedatie en euthanasie, markering, gezamenlijke besluitvorming, proactieve zorgplanning, individueel zorgplan, ethisch handelen, moreel beraad, reflecteren.
-
Gedragsuiting
Draagt zorg voor een waardig en goed sterfbed, met oog voor patiënt en naasten, inclusief nazorg.
-
Gedragsuiting
Prioriteert en handelt op wat voor patiënt van belang is en handelt als zodanig, gericht op verlichten van lijden, optimaliseren van functioneren, verbetering van kwaliteit van leven en sterven en onder eigen regie van de patiënt en naasten.
-
Gedragsuiting
Inventariseert systematisch en behandelt de meest voorkomende symptomen en problematiek in de palliatieve fase, bijvoorbeeld pijn en benauwdheid.
-
Gedragsuiting
Heeft aandacht voor het tijdig saneren en aanpassen van toedieningswijzen van medicatie in de palliatieve- en stervensfase en stemt dit af met de apotheker.
-
Gedragsuiting
Toont kennis van de epidemiologie, etiologie, pathogenese, pathofysiologie, verloop en behandelopties van de meest voorkomende ziektebeelden, symptomen, functiestoornissen en daarmee gerelateerde medicatie in de palliatieve fase.
-
Gedragsuiting
Maakt gebruik van ziektegerichte, symptoomgerichte, medicamenteuze, niet-medicamenteuze, en invasieve behandelingen, specifiek voor het eigen vakgebied en verwijst gericht voor palliatieve interventies op de overige vakgebieden.
-
Gedragsuiting
Evalueert de uitvoering van de palliatieve zorg continu en stelt deze indien nodig bij.
-
Gedragsuiting
Anticipeert op, signaleert en handelt c.q. verwijst tijdig en adequaat in geval van acute problemen in de vier dimensies, zoals bij mentale nood, zingevingsvraagstukken, sociale nood, massale bloeding, acute verstikking, delier, refractaire symptomen en acute dwarslaesie.
-
EPA
Bij het uitvoeren van de afgesproken palliatieve zorg gaat het om het verlichten van lijden, kwaliteit van leven, waardig kunnen sterven en zorgdragen voor ondersteuning van rouw bij de nabestaanden. De arts voert mede het behandel- en zorgplan uit en optimaliseert samen met het team de zorg rondom patiënt vanuit de vier dimensies (somatisch, psychisch, sociaal en spiritueel), rekening houdend met cultuur, diversiteit en wet- en regelgeving en waakt voor uitvoering van verpleegkundige en verzorgende handelingen. De arts monitort, evalueert en stelt de zorg bij. Direct na het overlijden draagt de arts bij aan de zorg en ondersteuning aan de nabestaanden van de overleden patiënt. Meer over EPA Nazorg verlenen
-
Gedragsuiting
Toont (basis)kennis van palliatieve zorgverlening: de definitie palliatieve zorg en de volgende begrippen uit het kwaliteitskader palliatieve zorg NL: kernwaarden en principes, de vier dimensies in palliatieve zorg: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel, palliatief redeneren, persoonsgerichte communicatie, de wijze waarop palliatieve zorgverlening wordt uitgevoerd en is georganiseerd, interdisciplinaire-/interprofessionele samenwerking, hoofdbehandelaar, centrale zorgverlener, de verschillende stadia in de palliatieve zorgverlening, de betekenis van palliatieve zorg vroeg in het ziektetraject, kwaliteit van leven en sterven, beïnvloedende factoren, (mogelijkheden van en samenwerking met de apotheker bij) palliatieve sedatie en euthanasie, markering, gezamenlijke besluitvorming, proactieve zorgplanning, individueel zorgplan, ethisch handelen, moreel beraad, reflecteren.
-
EPA
De arts werkt in een interprofessioneel werkend team samen met verschillende zorgprofessionals, vrijwilligers en mantelzorgers. Bij deze activiteit gaat het om de organiserende, coördinerende en leidende rol van de arts in het team met alle betrokken partijen. Er worden afspraken gemaakt over wie functioneert als hoofdbehandelaar, wie als centrale zorgverlener en hoe de zorg in gezamenlijkheid wordt uitgevoerd met mantelzorgers, vrijwilligers en andere zorgverleners. De behandelaar draagt zorg voor passend beleid, coördinatie en continuïteit door een goede gestandaardiseerde transmurale overdracht als de patiënt overgaat naar een andere leefomgeving. Meer over EPA Coördineren en continuiteit leveren van zorg
-
Gedragsuiting
Toont (basis)kennis van palliatieve zorgverlening: de definitie palliatieve zorg en de volgende begrippen uit het kwaliteitskader palliatieve zorg NL: kernwaarden en principes, de vier dimensies in palliatieve zorg: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel, palliatief redeneren, persoonsgerichte communicatie, de wijze waarop palliatieve zorgverlening wordt uitgevoerd en is georganiseerd, interdisciplinaire-/interprofessionele samenwerking, hoofdbehandelaar, centrale zorgverlener, de verschillende stadia in de palliatieve zorgverlening, de betekenis van palliatieve zorg vroeg in het ziektetraject, kwaliteit van leven en sterven, beïnvloedende factoren, (mogelijkheden van en samenwerking met de apotheker bij) palliatieve sedatie en euthanasie, markering, gezamenlijke besluitvorming, proactieve zorgplanning, individueel zorgplan, ethisch handelen, moreel beraad, reflecteren.
-
Gedragsuiting
Markeert op klinische gronden tijdig de palliatieve fase en de stervensfase.
-
Gedragsuiting
Draagt zorg voor een waardig en goed sterfbed, met oog voor patiënt en naasten, inclusief nazorg.
-
Gedragsuiting
Heeft aandacht voor het tijdig saneren en aanpassen van toedieningswijzen van medicatie in de palliatieve- en stervensfase en stemt dit af met de apotheker.
-
Gedragsuiting
Toont kennis van de epidemiologie, etiologie, pathogenese, pathofysiologie, verloop en behandelopties van de meest voorkomende ziektebeelden, symptomen, functiestoornissen en daarmee gerelateerde medicatie in de palliatieve fase.
-
Gedragsuiting
Maakt gebruik van ziektegerichte, symptoomgerichte, medicamenteuze, niet-medicamenteuze, en invasieve behandelingen, specifiek voor het eigen vakgebied en verwijst gericht voor palliatieve interventies op de overige vakgebieden.
-
Gedragsuiting
Herkent mensen met een levensbedreigende aandoening of kwetsbaarheid en herkent en signaleert bij deze mensen progressie van symptomen, het optreden van complicaties en toename van functiestoornissen en kiest voor een ziektegerichte en/of symptoomgerichte aanpak c.q. behandeling.
-
EPA
Bij het signaleren, prognosticeren en markeren stelt de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve - en later de stervensfase vast. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase en worden de waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies in kaart gebracht. De arts spreekt in scenario's over de te verwachte prognose, beloop en behandeloptie. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. Meer over EPA Prognosticeren en markeren
-
EPA
Bij het uitvoeren van de afgesproken palliatieve zorg gaat het om het verlichten van lijden, kwaliteit van leven, waardig kunnen sterven en zorgdragen voor ondersteuning van rouw bij de nabestaanden. De arts voert mede het behandel- en zorgplan uit en optimaliseert samen met het team de zorg rondom patiënt vanuit de vier dimensies (somatisch, psychisch, sociaal en spiritueel), rekening houdend met cultuur, diversiteit en wet- en regelgeving en waakt voor uitvoering van verpleegkundige en verzorgende handelingen. De arts monitort, evalueert en stelt de zorg bij. Direct na het overlijden draagt de arts bij aan de zorg en ondersteuning aan de nabestaanden van de overleden patiënt. Meer over EPA Nazorg verlenen
-
Gedragsuiting
Brengt waarden, wensen en behoeften van de patiënt en naasten in kaart, waaronder behoudt van kwaliteit van leven voor de patiënt en naasten gedurende het gehele traject.
-
Gedragsuiting
Toont empathie en biedt ruimte voor emoties van de patiënt en diens naasten.
-
Gedragsuiting
Past het eigen handelen en de communicatie aan op de copingstrategieën en veerkracht van patiënt en naasten.
-
Gedragsuiting
Bespreekt met de patiënt en naasten het moment van het markeren van de palliatieve- en later de stervensfase met aandacht voor de verschillende accenten van beide fasen.
-
Gedragsuiting
Bespreekt expliciet met de patiënt en naasten de wensen rondom het einde van het leven, zoals al dan niet gewenste zorgtransfers, voorkeursplaats van overlijden, kwaliteit van sterven, zingeving en beleving, symptoombestrijding en behandelbeperkingen, wilsverklaring en wettelijke vertegenwoordiger, euthanasie, palliatieve sedatie, wensen rond donatie en nazorg voor naasten.
-
Gedragsuiting
Overlegt met de patiënt en naasten welke zorg het beste bij de patiënt past.
-
Gedragsuiting
Bespreekt opties, voor- en nadelen, voorkeuren, omstandigheden van de patiënt en eigen verwachtingen en die van de patiënt over het verloop van ziekte en sterven.
-
Gedragsuiting
Neemt in gesprekken met patiënt en naasten de tijd, bewaakt deze en bespreekt onderwerpen op de vier dimensies in de palliatieve zorg: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel welbevinden en houdt rekening met cultuur, diversiteit, ethiek en recht.
-
EPA
Bij het signaleren, prognosticeren en markeren stelt de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve - en later de stervensfase vast. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase en worden de waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies in kaart gebracht. De arts spreekt in scenario's over de te verwachte prognose, beloop en behandeloptie. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. Meer over EPA Prognosticeren en markeren
-
Gedragsuiting
Denkt, plant en organiseert vooruit in overleg met de patiënt en naasten.
-
Gedragsuiting
Geeft naar behoefte, wensen en veerkracht van de patiënt en naasten informatie over het te verwachte beloop, de mogelijke scenario's en behandel- en zorgmogelijkheden.
-
Gedragsuiting
Borgt de gemaakte afspraken voortkomend uit het proces van gezamenlijke besluitvorming door informatieoverdracht.
-
Gedragsuiting
Heeft aandacht en respect voor en betrekt de visie van de patiënt en naasten en wisselende wensen in alle (ziekte)fasen.
-
Gedragsuiting
Maakt indien mogelijk gebruik van een digitaal beschikbaar overdrachtsdocument en/of individueel zorgplan (DigIZP).
-
Gedragsuiting
Bespreekt met patiënt en naasten, ook proactief, datgene wat de patiënt bezighoudt, zorgen baart en van betekenis is en realiseerbare wensen en doelen.
-
Gedragsuiting
Werkt samen met het volledige zorgsysteem, inclusief patiënt, naasten, (informele) zorgverleners, collegae en paramedici om tot afgestemde zorg te komen.
-
EPA
Met gezamenlijke besluitvorming als leidraad is proactieve zorgplanning een continu en dynamisch proces van gesprekken over huidige en toekomstige levensdoelen en keuzes en welke zorg daar nu en in de toekomst bij past. Bij het proactief zorg plannen in de palliatieve fase denkt, plant en organiseert de arts, in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners, de palliatieve zorg vooruit. Vastgelegd beleid wordt regelmatig herijkt en zo nodig aangepast. Meer over EPA Proactief zorg plannen
-
Gedragsuiting
Heeft aandacht voor hen die afhankelijk zijn van de patiënt, onder andere ouderschap, voogdij, testament en informeren van minderjarige kinderen.
-
EPA
Bij het uitvoeren van de afgesproken palliatieve zorg gaat het om het verlichten van lijden, kwaliteit van leven, waardig kunnen sterven en zorgdragen voor ondersteuning van rouw bij de nabestaanden. De arts voert mede het behandel- en zorgplan uit en optimaliseert samen met het team de zorg rondom patiënt vanuit de vier dimensies (somatisch, psychisch, sociaal en spiritueel), rekening houdend met cultuur, diversiteit en wet- en regelgeving en waakt voor uitvoering van verpleegkundige en verzorgende handelingen. De arts monitort, evalueert en stelt de zorg bij. Direct na het overlijden draagt de arts bij aan de zorg en ondersteuning aan de nabestaanden van de overleden patiënt. Meer over EPA Nazorg verlenen
-
Gedragsuiting
Begeleidt nabestaanden bij beloop van rouw en verwijst zo nodig.
-
Gedragsuiting
Maakt indien mogelijk gebruik van een digitaal beschikbaar overdrachtsdocument en/of individueel zorgplan (DigIZP).
-
Gedragsuiting
Draagt zorg voor een goede begeleiding van (kleine) kinderen wanneer een naaste ernstig ziek is en verwijst zo nodig naar een deskundige op het gebied van verlies, verdriet en rouw.
-
EPA
De arts werkt in een interprofessioneel werkend team samen met verschillende zorgprofessionals, vrijwilligers en mantelzorgers. Bij deze activiteit gaat het om de organiserende, coördinerende en leidende rol van de arts in het team met alle betrokken partijen. Er worden afspraken gemaakt over wie functioneert als hoofdbehandelaar, wie als centrale zorgverlener en hoe de zorg in gezamenlijkheid wordt uitgevoerd met mantelzorgers, vrijwilligers en andere zorgverleners. De behandelaar draagt zorg voor passend beleid, coördinatie en continuïteit door een goede gestandaardiseerde transmurale overdracht als de patiënt overgaat naar een andere leefomgeving. Meer over EPA Coördineren en continuiteit leveren van zorg
-
Gedragsuiting
Toont empathie en biedt ruimte voor emoties van de patiënt en diens naasten.
-
Gedragsuiting
Past het eigen handelen en de communicatie aan op de copingstrategieën en veerkracht van patiënt en naasten.
-
Gedragsuiting
Bespreekt met de patiënt en naasten het moment van het markeren van de palliatieve- en later de stervensfase met aandacht voor de verschillende accenten van beide fasen.
-
Gedragsuiting
Bespreekt expliciet met de patiënt en naasten de wensen rondom het einde van het leven, zoals al dan niet gewenste zorgtransfers, voorkeursplaats van overlijden, kwaliteit van sterven, zingeving en beleving, symptoombestrijding en behandelbeperkingen, wilsverklaring en wettelijke vertegenwoordiger, euthanasie, palliatieve sedatie, wensen rond donatie en nazorg voor naasten.
-
Gedragsuiting
Werkt toe naar een besluit waarin patiënt, naasten en betrokken zorgverleners zich in kunnen vinden.
-
Gedragsuiting
Heeft aandacht en respect voor en betrekt de visie van de patiënt en naasten en wisselende wensen in alle (ziekte)fasen.
-
Gedragsuiting
Neemt in gesprekken met patiënt en naasten de tijd, bewaakt deze en bespreekt onderwerpen op de vier dimensies in de palliatieve zorg: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel welbevinden en houdt rekening met cultuur, diversiteit, ethiek en recht.
-
EPA
Bij het signaleren, prognosticeren en markeren stelt de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve - en later de stervensfase vast. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase en worden de waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies in kaart gebracht. De arts spreekt in scenario's over de te verwachte prognose, beloop en behandeloptie. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. Meer over EPA Prognosticeren en markeren
-
Gedragsuiting
Toont empathie en biedt ruimte voor emoties van de patiënt en diens naasten.
-
Gedragsuiting
Begeleidt nabestaanden bij beloop van rouw en verwijst zo nodig.
-
Gedragsuiting
Heeft aandacht voor hen die afhankelijk zijn van de patiënt, onder andere ouderschap, voogdij, testament en informeren van minderjarige kinderen.
-
Gedragsuiting
Neemt in gesprekken met patiënt en naasten de tijd, bewaakt deze en bespreekt onderwerpen op de vier dimensies in de palliatieve zorg: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel welbevinden en houdt rekening met cultuur, diversiteit, ethiek en recht.
-
Gedragsuiting
Onderkent de invloed van de eigen attitude, bijvoorbeeld ten aanzien van ziek zijn en sterven, in een advies en zorgrelatie en gaat daar op adequate wijze mee om.
-
Gedragsuiting
Creëert een omgeving die gekenmerkt wordt door wederzijds vertrouwen, begrip, veiligheid en empathie.
-
Gedragsuiting
Herkent problemen in de interactie tussen arts en patiënt met naasten, verschil van inzicht of conflict tussen familie en patiënt of tussen familieleden en bespreekt dit indien nodig.
-
Gedragsuiting
Draagt zorg voor een goede begeleiding van (kleine) kinderen wanneer een naaste ernstig ziek is en verwijst zo nodig naar een deskundige op het gebied van verlies, verdriet en rouw.
-
EPA
Bij het uitvoeren van de afgesproken palliatieve zorg gaat het om het verlichten van lijden, kwaliteit van leven, waardig kunnen sterven en zorgdragen voor ondersteuning van rouw bij de nabestaanden. De arts voert mede het behandel- en zorgplan uit en optimaliseert samen met het team de zorg rondom patiënt vanuit de vier dimensies (somatisch, psychisch, sociaal en spiritueel), rekening houdend met cultuur, diversiteit en wet- en regelgeving en waakt voor uitvoering van verpleegkundige en verzorgende handelingen. De arts monitort, evalueert en stelt de zorg bij. Direct na het overlijden draagt de arts bij aan de zorg en ondersteuning aan de nabestaanden van de overleden patiënt. Meer over EPA Nazorg verlenen
-
Gedragsuiting
Toont empathie en biedt ruimte voor emoties van de patiënt en diens naasten.
-
Gedragsuiting
Begeleidt nabestaanden bij beloop van rouw en verwijst zo nodig.
-
Gedragsuiting
Past het eigen handelen en de communicatie aan op de copingstrategieën en veerkracht van patiënt en naasten.
-
Gedragsuiting
Bespreekt met de patiënt en naasten het moment van het markeren van de palliatieve- en later de stervensfase met aandacht voor de verschillende accenten van beide fasen.
-
Gedragsuiting
Denkt, plant en organiseert vooruit in overleg met de patiënt en naasten.
-
Gedragsuiting
Geeft naar behoefte, wensen en veerkracht van de patiënt en naasten informatie over het te verwachte beloop, de mogelijke scenario's en behandel- en zorgmogelijkheden.
-
Gedragsuiting
Bespreekt expliciet met de patiënt en naasten de wensen rondom het einde van het leven, zoals al dan niet gewenste zorgtransfers, voorkeursplaats van overlijden, kwaliteit van sterven, zingeving en beleving, symptoombestrijding en behandelbeperkingen, wilsverklaring en wettelijke vertegenwoordiger, euthanasie, palliatieve sedatie, wensen rond donatie en nazorg voor naasten.
-
Gedragsuiting
Overlegt met de patiënt en naasten welke zorg het beste bij de patiënt past.
-
Gedragsuiting
Bespreekt opties, voor- en nadelen, voorkeuren, omstandigheden van de patiënt en eigen verwachtingen en die van de patiënt over het verloop van ziekte en sterven.
-
Gedragsuiting
Borgt de gemaakte afspraken voortkomend uit het proces van gezamenlijke besluitvorming door informatieoverdracht.
-
Gedragsuiting
Werkt toe naar een besluit waarin patiënt, naasten en betrokken zorgverleners zich in kunnen vinden.
-
Gedragsuiting
Zorgt dat informatie uitwisseling gericht is op behoeften van de patiënt met diens naasten, achtergrond, copingstijl en vaardigheden en respecteert het niet (alles) willen weten.
-
Gedragsuiting
Heeft aandacht en respect voor en betrekt de visie van de patiënt en naasten en wisselende wensen in alle (ziekte)fasen.
-
Gedragsuiting
Heeft aandacht voor hen die afhankelijk zijn van de patiënt, onder andere ouderschap, voogdij, testament en informeren van minderjarige kinderen.
-
Gedragsuiting
Maakt indien mogelijk gebruik van een digitaal beschikbaar overdrachtsdocument en/of individueel zorgplan (DigIZP).
-
Gedragsuiting
Bespreekt met patiënt en naasten, ook proactief, datgene wat de patiënt bezighoudt, zorgen baart en van betekenis is en realiseerbare wensen en doelen.
-
Gedragsuiting
Neemt in gesprekken met patiënt en naasten de tijd, bewaakt deze en bespreekt onderwerpen op de vier dimensies in de palliatieve zorg: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel welbevinden en houdt rekening met cultuur, diversiteit, ethiek en recht.
-
Gedragsuiting
Werkt samen met het volledige zorgsysteem, inclusief patiënt, naasten, (informele) zorgverleners, collegae en paramedici om tot afgestemde zorg te komen.
-
Gedragsuiting
Onderkent de invloed van de eigen attitude, bijvoorbeeld ten aanzien van ziek zijn en sterven, in een advies en zorgrelatie en gaat daar op adequate wijze mee om.
-
Gedragsuiting
Creëert een omgeving die gekenmerkt wordt door wederzijds vertrouwen, begrip, veiligheid en empathie.
-
Gedragsuiting
Herkent problemen in de interactie tussen arts en patiënt met naasten, verschil van inzicht of conflict tussen familie en patiënt of tussen familieleden en bespreekt dit indien nodig.
-
Gedragsuiting
Draagt zorg voor een goede begeleiding van (kleine) kinderen wanneer een naaste ernstig ziek is en verwijst zo nodig naar een deskundige op het gebied van verlies, verdriet en rouw.
-
EPA
Bij het signaleren, prognosticeren en markeren stelt de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve - en later de stervensfase vast. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase en worden de waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies in kaart gebracht. De arts spreekt in scenario's over de te verwachte prognose, beloop en behandeloptie. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. Meer over EPA Prognosticeren en markeren
-
Gedragsuiting
Is proactief en maakt duidelijke afspraken met patiënt, naasten, apotheker en zorgverleners over wie, wat, hoe en wanneer.
-
Gedragsuiting
Maakt zo nodig en tijdig gebruik van consultatie van in palliatieve zorg gespecialiseerde zorgverleners.
-
Gedragsuiting
Draagt zorg voor tijdige en adequate informatie-uitwisseling en overdracht tussen patiënt, naasten, vrijwilligers en de betrokken zorgverleners.
-
EPA
Met gezamenlijke besluitvorming als leidraad is proactieve zorgplanning een continu en dynamisch proces van gesprekken over huidige en toekomstige levensdoelen en keuzes en welke zorg daar nu en in de toekomst bij past. Bij het proactief zorg plannen in de palliatieve fase denkt, plant en organiseert de arts, in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners, de palliatieve zorg vooruit. Vastgelegd beleid wordt regelmatig herijkt en zo nodig aangepast. Meer over EPA Proactief zorg plannen
-
Gedragsuiting
Deelt kennis en ervaring met collega's.
-
Gedragsuiting
Motiveert collega's om kennis en ervaring te delen.
-
Gedragsuiting
Maakt gebruik van de specifieke deskundigheid van elk van de teamleden.
-
Gedragsuiting
Is flexibel, motiverend, stimulerend, tactvol en communicatief vaardig in samenwerking.
-
Gedragsuiting
Maakt zo nodig en tijdig gebruik van consultatie van in palliatieve zorg gespecialiseerde zorgverleners.
-
Gedragsuiting
Kent de eigen persoonlijke- en zorginhoudelijke mogelijkheden en die van andere zorgverleners.
-
Gedragsuiting
Werkt samen in interdisciplinair teamverband.
-
EPA
Bij het uitvoeren van de afgesproken palliatieve zorg gaat het om het verlichten van lijden, kwaliteit van leven, waardig kunnen sterven en zorgdragen voor ondersteuning van rouw bij de nabestaanden. De arts voert mede het behandel- en zorgplan uit en optimaliseert samen met het team de zorg rondom patiënt vanuit de vier dimensies (somatisch, psychisch, sociaal en spiritueel), rekening houdend met cultuur, diversiteit en wet- en regelgeving en waakt voor uitvoering van verpleegkundige en verzorgende handelingen. De arts monitort, evalueert en stelt de zorg bij. Direct na het overlijden draagt de arts bij aan de zorg en ondersteuning aan de nabestaanden van de overleden patiënt. Meer over EPA Nazorg verlenen
-
Gedragsuiting
Draagt er zorg voor dat duidelijk is wie de centrale zorgverlener en de hoofdbehandelaar is.
-
Gedragsuiting
Onderhoudt samenwerkingsrelaties met (het management van) instellingen, samenwerkingsverbanden of beroepsorganisaties.
-
Gedragsuiting
Zorgt in een gestandaardiseerd overdrachtsproces voor een tijdige overdracht.
-
Gedragsuiting
Is proactief en maakt duidelijke afspraken met patiënt, naasten, apotheker en zorgverleners over wie, wat, hoe en wanneer.
-
Gedragsuiting
Beschrijft compact voor de overdracht: de stand van zaken, actueel beleid, uitkomst proactieve zorgplanning, medicatie en wat met patiënt is besproken bijvoorbeeld in een levenseindegesprek.
-
Gedragsuiting
Zorgt onder andere op indicatie van zorg voor een mondelinge toelichting naar de volgende zorgverleners.
-
Gedragsuiting
Monitort samen met betrokken professionals welke zorg nodig is en past deze zo nodig aan.
-
Gedragsuiting
Voegt indien nodig specialistische zorgverleners toe aan het interdisciplinaire team.
-
Gedragsuiting
Brengt het bij de palliatieve zorg betrokken team van professionals en het netwerk van de patiënt in kaart.
-
Gedragsuiting
Is flexibel, motiverend, stimulerend, tactvol en communicatief vaardig in samenwerking.
-
Gedragsuiting
Kent de eigen persoonlijke- en zorginhoudelijke mogelijkheden en die van andere zorgverleners.
-
Gedragsuiting
Draagt zorg voor tijdige en adequate informatie-uitwisseling en overdracht tussen patiënt, naasten, vrijwilligers en de betrokken zorgverleners.
-
Gedragsuiting
Werkt samen in interdisciplinair teamverband.
-
EPA
De arts werkt in een interprofessioneel werkend team samen met verschillende zorgprofessionals, vrijwilligers en mantelzorgers. Bij deze activiteit gaat het om de organiserende, coördinerende en leidende rol van de arts in het team met alle betrokken partijen. Er worden afspraken gemaakt over wie functioneert als hoofdbehandelaar, wie als centrale zorgverlener en hoe de zorg in gezamenlijkheid wordt uitgevoerd met mantelzorgers, vrijwilligers en andere zorgverleners. De behandelaar draagt zorg voor passend beleid, coördinatie en continuïteit door een goede gestandaardiseerde transmurale overdracht als de patiënt overgaat naar een andere leefomgeving. Meer over EPA Coördineren en continuiteit leveren van zorg
-
Gedragsuiting
Maakt zo nodig en tijdig gebruik van consultatie van in palliatieve zorg gespecialiseerde zorgverleners.
-
EPA
Bij het signaleren, prognosticeren en markeren stelt de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve - en later de stervensfase vast. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase en worden de waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies in kaart gebracht. De arts spreekt in scenario's over de te verwachte prognose, beloop en behandeloptie. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. Meer over EPA Prognosticeren en markeren
-
Gedragsuiting
Is proactief en maakt duidelijke afspraken met patiënt, naasten, apotheker en zorgverleners over wie, wat, hoe en wanneer.
-
Gedragsuiting
Draagt zorg voor tijdige en adequate informatie-uitwisseling en overdracht tussen patiënt, naasten, vrijwilligers en de betrokken zorgverleners.
-
EPA
Bij het uitvoeren van de afgesproken palliatieve zorg gaat het om het verlichten van lijden, kwaliteit van leven, waardig kunnen sterven en zorgdragen voor ondersteuning van rouw bij de nabestaanden. De arts voert mede het behandel- en zorgplan uit en optimaliseert samen met het team de zorg rondom patiënt vanuit de vier dimensies (somatisch, psychisch, sociaal en spiritueel), rekening houdend met cultuur, diversiteit en wet- en regelgeving en waakt voor uitvoering van verpleegkundige en verzorgende handelingen. De arts monitort, evalueert en stelt de zorg bij. Direct na het overlijden draagt de arts bij aan de zorg en ondersteuning aan de nabestaanden van de overleden patiënt. Meer over EPA Nazorg verlenen
-
Gedragsuiting
Draagt er zorg voor dat duidelijk is wie de centrale zorgverlener en de hoofdbehandelaar is.
-
Gedragsuiting
Deelt kennis en ervaring met collega's.
-
Gedragsuiting
Motiveert collega's om kennis en ervaring te delen.
-
Gedragsuiting
Maakt gebruik van de specifieke deskundigheid van elk van de teamleden.
-
Gedragsuiting
Onderhoudt samenwerkingsrelaties met (het management van) instellingen, samenwerkingsverbanden of beroepsorganisaties.
-
Gedragsuiting
Zorgt in een gestandaardiseerd overdrachtsproces voor een tijdige overdracht.
-
Gedragsuiting
Is proactief en maakt duidelijke afspraken met patiënt, naasten, apotheker en zorgverleners over wie, wat, hoe en wanneer.
-
Gedragsuiting
Beschrijft compact voor de overdracht: de stand van zaken, actueel beleid, uitkomst proactieve zorgplanning, medicatie en wat met patiënt is besproken bijvoorbeeld in een levenseindegesprek.
-
Gedragsuiting
Zorgt onder andere op indicatie van zorg voor een mondelinge toelichting naar de volgende zorgverleners.
-
Gedragsuiting
Monitort samen met betrokken professionals welke zorg nodig is en past deze zo nodig aan.
-
Gedragsuiting
Voegt indien nodig specialistische zorgverleners toe aan het interdisciplinaire team.
-
Gedragsuiting
Brengt het bij de palliatieve zorg betrokken team van professionals en het netwerk van de patiënt in kaart.
-
Gedragsuiting
Is flexibel, motiverend, stimulerend, tactvol en communicatief vaardig in samenwerking.
-
Gedragsuiting
Maakt zo nodig en tijdig gebruik van consultatie van in palliatieve zorg gespecialiseerde zorgverleners.
-
Gedragsuiting
Kent de eigen persoonlijke- en zorginhoudelijke mogelijkheden en die van andere zorgverleners.
-
Gedragsuiting
Draagt zorg voor tijdige en adequate informatie-uitwisseling en overdracht tussen patiënt, naasten, vrijwilligers en de betrokken zorgverleners.
-
Gedragsuiting
Werkt samen in interdisciplinair teamverband.
-
Gedragsuiting
Raadpleegt bij twijfel in palliatieve zorg gespecialiseerde zorgverleners.
-
EPA
Bij het signaleren, prognosticeren en markeren stelt de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve - en later de stervensfase vast. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase en worden de waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies in kaart gebracht. De arts spreekt in scenario's over de te verwachte prognose, beloop en behandeloptie. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. Meer over EPA Prognosticeren en markeren
-
Gedragsuiting
Denkt buiten de gebaande paden, is creatief, flexibel en wijkt indien nodig, in het belang van en in overleg met de patiënt en diens naasten, na een zorgvuldige afweging, beargumenteerd af van professionele standaarden, protocollen, richtlijnen en zorgpaden.
-
Gedragsuiting
Maakt gebruikt van evidence- en experience based practice bij het bepalen van beleid.
-
EPA
Met gezamenlijke besluitvorming als leidraad is proactieve zorgplanning een continu en dynamisch proces van gesprekken over huidige en toekomstige levensdoelen en keuzes en welke zorg daar nu en in de toekomst bij past. Bij het proactief zorg plannen in de palliatieve fase denkt, plant en organiseert de arts, in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners, de palliatieve zorg vooruit. Vastgelegd beleid wordt regelmatig herijkt en zo nodig aangepast. Meer over EPA Proactief zorg plannen
-
Gedragsuiting
Handelt in onzekere situaties op een verantwoorde manier.
-
Gedragsuiting
Denkt buiten de gebaande paden, is creatief, flexibel en wijkt indien nodig, in het belang van en in overleg met de patiënt en diens naasten, na een zorgvuldige afweging, beargumenteerd af van professionele standaarden, protocollen, richtlijnen en zorgpaden.
-
EPA
Bij het uitvoeren van de afgesproken palliatieve zorg gaat het om het verlichten van lijden, kwaliteit van leven, waardig kunnen sterven en zorgdragen voor ondersteuning van rouw bij de nabestaanden. De arts voert mede het behandel- en zorgplan uit en optimaliseert samen met het team de zorg rondom patiënt vanuit de vier dimensies (somatisch, psychisch, sociaal en spiritueel), rekening houdend met cultuur, diversiteit en wet- en regelgeving en waakt voor uitvoering van verpleegkundige en verzorgende handelingen. De arts monitort, evalueert en stelt de zorg bij. Direct na het overlijden draagt de arts bij aan de zorg en ondersteuning aan de nabestaanden van de overleden patiënt. Meer over EPA Nazorg verlenen
-
Gedragsuiting
Raadpleegt bij twijfel in palliatieve zorg gespecialiseerde zorgverleners.
-
EPA
De arts werkt in een interprofessioneel werkend team samen met verschillende zorgprofessionals, vrijwilligers en mantelzorgers. Bij deze activiteit gaat het om de organiserende, coördinerende en leidende rol van de arts in het team met alle betrokken partijen. Er worden afspraken gemaakt over wie functioneert als hoofdbehandelaar, wie als centrale zorgverlener en hoe de zorg in gezamenlijkheid wordt uitgevoerd met mantelzorgers, vrijwilligers en andere zorgverleners. De behandelaar draagt zorg voor passend beleid, coördinatie en continuïteit door een goede gestandaardiseerde transmurale overdracht als de patiënt overgaat naar een andere leefomgeving. Meer over EPA Coördineren en continuiteit leveren van zorg
-
Gedragsuiting
Raadpleegt bij twijfel in palliatieve zorg gespecialiseerde zorgverleners.
-
EPA
Bij het signaleren, prognosticeren en markeren stelt de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve - en later de stervensfase vast. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase en worden de waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies in kaart gebracht. De arts spreekt in scenario's over de te verwachte prognose, beloop en behandeloptie. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. Meer over EPA Prognosticeren en markeren
-
EPA
Bij het uitvoeren van de afgesproken palliatieve zorg gaat het om het verlichten van lijden, kwaliteit van leven, waardig kunnen sterven en zorgdragen voor ondersteuning van rouw bij de nabestaanden. De arts voert mede het behandel- en zorgplan uit en optimaliseert samen met het team de zorg rondom patiënt vanuit de vier dimensies (somatisch, psychisch, sociaal en spiritueel), rekening houdend met cultuur, diversiteit en wet- en regelgeving en waakt voor uitvoering van verpleegkundige en verzorgende handelingen. De arts monitort, evalueert en stelt de zorg bij. Direct na het overlijden draagt de arts bij aan de zorg en ondersteuning aan de nabestaanden van de overleden patiënt. Meer over EPA Nazorg verlenen
-
Gedragsuiting
Raadpleegt bij twijfel in palliatieve zorg gespecialiseerde zorgverleners.
-
Gedragsuiting
Stelt patiënt en naasten centraal en respecteert waarden, wensen en behoeften c.q. doelen van de patiënt met naasten.
-
EPA
Bij het signaleren, prognosticeren en markeren stelt de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve - en later de stervensfase vast. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase en worden de waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies in kaart gebracht. De arts spreekt in scenario's over de te verwachte prognose, beloop en behandeloptie. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. Meer over EPA Prognosticeren en markeren
-
Gedragsuiting
Praktiseert gezamenlijke besluitvorming en proactieve zorgplanning.
-
Gedragsuiting
Zet in op kwaliteit van leven en sterven en functionaliteit onder eigen regie in de eigen omgeving.
-
Gedragsuiting
Denkt vanuit ‘positieve gezondheid', bespreekt met de patiënt wat er allemaal nog wel kan en wat voor de patiënt bijdraagt aan betekenisvol leven en sterven en stimuleert de patiënt zoveel mogelijk de eigen regie te nemen.
-
EPA
Met gezamenlijke besluitvorming als leidraad is proactieve zorgplanning een continu en dynamisch proces van gesprekken over huidige en toekomstige levensdoelen en keuzes en welke zorg daar nu en in de toekomst bij past. Bij het proactief zorg plannen in de palliatieve fase denkt, plant en organiseert de arts, in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners, de palliatieve zorg vooruit. Vastgelegd beleid wordt regelmatig herijkt en zo nodig aangepast. Meer over EPA Proactief zorg plannen
-
Gedragsuiting
Handelt naar beroepscode(s), wettelijke of anderszins gereguleerde aspecten van palliatieve zorg, waaronder: inzage in medisch dossier of verstrekken van persoonsgebonden medische informatie, informed consent (geïnformeerde toestemming), wilsverklaring; onderzoek naar wilsbekwaamheid, rol en verantwoordelijkheden van wettelijk vertegenwoordigers, orgaandonatie, palliatieve sedatie en euthanasie.
-
Gedragsuiting
Maakt een doelmatige afweging bij inzet van middelen en mogelijkheden in de palliatieve fase en verricht bijvoorbeeld geen medisch zinloze handelingen.
-
EPA
Bij het uitvoeren van de afgesproken palliatieve zorg gaat het om het verlichten van lijden, kwaliteit van leven, waardig kunnen sterven en zorgdragen voor ondersteuning van rouw bij de nabestaanden. De arts voert mede het behandel- en zorgplan uit en optimaliseert samen met het team de zorg rondom patiënt vanuit de vier dimensies (somatisch, psychisch, sociaal en spiritueel), rekening houdend met cultuur, diversiteit en wet- en regelgeving en waakt voor uitvoering van verpleegkundige en verzorgende handelingen. De arts monitort, evalueert en stelt de zorg bij. Direct na het overlijden draagt de arts bij aan de zorg en ondersteuning aan de nabestaanden van de overleden patiënt. Meer over EPA Nazorg verlenen
-
Gedragsuiting
Initieert, indien nodig, moreel beraad.
-
Gedragsuiting
Levert een actieve bijdrage in een moreel beraad.
-
Gedragsuiting
Is zich bewust van de (on)mogelijkheden van wet- en regelgeving en eigen ethische kaders en komt tot een zorgvuldige afweging voor de patiënt en zichzelf.
-
Gedragsuiting
Herkent en bespreekt ethische en morele dilemma's in de palliatieve zorgverlening, vooral rondom het levenseinde.
-
EPA
De arts werkt in een interprofessioneel werkend team samen met verschillende zorgprofessionals, vrijwilligers en mantelzorgers. Bij deze activiteit gaat het om de organiserende, coördinerende en leidende rol van de arts in het team met alle betrokken partijen. Er worden afspraken gemaakt over wie functioneert als hoofdbehandelaar, wie als centrale zorgverlener en hoe de zorg in gezamenlijkheid wordt uitgevoerd met mantelzorgers, vrijwilligers en andere zorgverleners. De behandelaar draagt zorg voor passend beleid, coördinatie en continuïteit door een goede gestandaardiseerde transmurale overdracht als de patiënt overgaat naar een andere leefomgeving. Meer over EPA Coördineren en continuiteit leveren van zorg
-
Gedragsuiting
Handelt naar beroepscode(s), wettelijke of anderszins gereguleerde aspecten van palliatieve zorg, waaronder: inzage in medisch dossier of verstrekken van persoonsgebonden medische informatie, informed consent (geïnformeerde toestemming), wilsverklaring; onderzoek naar wilsbekwaamheid, rol en verantwoordelijkheden van wettelijk vertegenwoordigers, orgaandonatie, palliatieve sedatie en euthanasie.
-
Gedragsuiting
Gaat na of er een wilsverklaring is, of wensen anderszins op schrift zijn gesteld en of er een wettelijk vertegenwoordiger is aangewezen en bespreekt deze onderwerpen met de patiënt en naasten en maakt zich sterk voor deze wensen.
-
EPA
Bij het signaleren, prognosticeren en markeren stelt de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve - en later de stervensfase vast. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase en worden de waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies in kaart gebracht. De arts spreekt in scenario's over de te verwachte prognose, beloop en behandeloptie. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. Meer over EPA Prognosticeren en markeren
-
Gedragsuiting
Stelt patiënt en naasten centraal en respecteert waarden, wensen en behoeften c.q. doelen van de patiënt met naasten.
-
Gedragsuiting
Herkent en bespreekt ethische en morele dilemma's in de palliatieve zorgverlening, vooral rondom het levenseinde.
-
EPA
Bij het uitvoeren van de afgesproken palliatieve zorg gaat het om het verlichten van lijden, kwaliteit van leven, waardig kunnen sterven en zorgdragen voor ondersteuning van rouw bij de nabestaanden. De arts voert mede het behandel- en zorgplan uit en optimaliseert samen met het team de zorg rondom patiënt vanuit de vier dimensies (somatisch, psychisch, sociaal en spiritueel), rekening houdend met cultuur, diversiteit en wet- en regelgeving en waakt voor uitvoering van verpleegkundige en verzorgende handelingen. De arts monitort, evalueert en stelt de zorg bij. Direct na het overlijden draagt de arts bij aan de zorg en ondersteuning aan de nabestaanden van de overleden patiënt. Meer over EPA Nazorg verlenen
-
Gedragsuiting
Praktiseert gezamenlijke besluitvorming en proactieve zorgplanning.
-
EPA
Bij het signaleren, prognosticeren en markeren stelt de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve - en later de stervensfase vast. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase en worden de waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies in kaart gebracht. De arts spreekt in scenario's over de te verwachte prognose, beloop en behandeloptie. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. Meer over EPA Prognosticeren en markeren
-
Gedragsuiting
Draagt, samen met de centrale zorgverlener, zorg voor coördinatie, continuïteit en kwaliteit van de medische zorg, al naar gelang de gemaakte afspraken over instellingen heen.
-
Gedragsuiting
Draagt bij aan gestructureerd en doelmatig intra- en interprofessioneel overleg, waaronder het multidisciplinair overleg (MDO).
-
EPA
Met gezamenlijke besluitvorming als leidraad is proactieve zorgplanning een continu en dynamisch proces van gesprekken over huidige en toekomstige levensdoelen en keuzes en welke zorg daar nu en in de toekomst bij past. Bij het proactief zorg plannen in de palliatieve fase denkt, plant en organiseert de arts, in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners, de palliatieve zorg vooruit. Vastgelegd beleid wordt regelmatig herijkt en zo nodig aangepast. Meer over EPA Proactief zorg plannen
-
EPA
Bij het uitvoeren van de afgesproken palliatieve zorg gaat het om het verlichten van lijden, kwaliteit van leven, waardig kunnen sterven en zorgdragen voor ondersteuning van rouw bij de nabestaanden. De arts voert mede het behandel- en zorgplan uit en optimaliseert samen met het team de zorg rondom patiënt vanuit de vier dimensies (somatisch, psychisch, sociaal en spiritueel), rekening houdend met cultuur, diversiteit en wet- en regelgeving en waakt voor uitvoering van verpleegkundige en verzorgende handelingen. De arts monitort, evalueert en stelt de zorg bij. Direct na het overlijden draagt de arts bij aan de zorg en ondersteuning aan de nabestaanden van de overleden patiënt. Meer over EPA Nazorg verlenen
-
Gedragsuiting
Neemt als hoofdbehandelaar c.q. medisch supervisor inhoudelijke eindverantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de geleverde zorg en neemt hierin de regie (NB. Dit kan verschillen per zorginstelling, eerste lijn of tweede lijn).
-
Gedragsuiting
Draagt zorg voor ondersteuning van zorgverleners, mantelzorgers en vrijwilligers en stimuleert zelfzorg.
-
Gedragsuiting
Levert een proactieve bijdrage aan het verdelen van taken in het interdisciplinair werkend team is zich bewust van de financiële en organisatorische kaders van de palliatieve zorgverlening in de verschillende contexten van zorg en organiseert de zorg.
-
Gedragsuiting
Neemt verantwoordelijkheid vanuit specifieke vakinhoudelijk kennis en ervaring op gebied van palliatieve zorg, om samenwerking, kwaliteit van zorg en groei van kennis te bevorderen.
-
Gedragsuiting
Geeft duidelijkheid over de invulling van de regiefunctie, rollen en taken van de hoofdbehandelaar, centrale zorgverlener, zorgverleners en eventuele andere betrokkenen.
-
Gedragsuiting
Regelt, indien nodig, inbreng van Palliatieve thuiszorg (PaTz-groepen) en/of consultatie van een gespecialiseerd (transmuraal) team palliatieve zorg.
-
Gedragsuiting
Organiseert en voert structureel en doelmatig intra- en interprofessioneel overleg.
-
Gedragsuiting
Draagt, samen met de centrale zorgverlener, zorg voor coördinatie, continuïteit en kwaliteit van de medische zorg, al naar gelang de gemaakte afspraken over instellingen heen.
-
Gedragsuiting
Draagt bij aan gestructureerd en doelmatig intra- en interprofessioneel overleg, waaronder het multidisciplinair overleg (MDO).
-
Gedragsuiting
Draagt zorg voor een tijdige overdracht met veilige gegevensuitwisseling en werkt conform de Algemene Verordening Gegevensbescherming.
-
Gedragsuiting
Ziet toe op nazorg: contact met nabestaanden na overlijden, begeleiding en eventueel verwijzing voor gerichte ondersteuning bij de rouw.
-
Gedragsuiting
Signaleert knelpunten en onderneemt actie met betrekking tot de ondersteuning van zorgverleners, mantelzorgers en vrijwilligers.
-
EPA
De arts werkt in een interprofessioneel werkend team samen met verschillende zorgprofessionals, vrijwilligers en mantelzorgers. Bij deze activiteit gaat het om de organiserende, coördinerende en leidende rol van de arts in het team met alle betrokken partijen. Er worden afspraken gemaakt over wie functioneert als hoofdbehandelaar, wie als centrale zorgverlener en hoe de zorg in gezamenlijkheid wordt uitgevoerd met mantelzorgers, vrijwilligers en andere zorgverleners. De behandelaar draagt zorg voor passend beleid, coördinatie en continuïteit door een goede gestandaardiseerde transmurale overdracht als de patiënt overgaat naar een andere leefomgeving. Meer over EPA Coördineren en continuiteit leveren van zorg
-
Gedragsuiting
Draagt zorg voor ondersteuning van zorgverleners, mantelzorgers en vrijwilligers en stimuleert zelfzorg.
-
EPA
Bij het signaleren, prognosticeren en markeren stelt de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve - en later de stervensfase vast. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase en worden de waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies in kaart gebracht. De arts spreekt in scenario's over de te verwachte prognose, beloop en behandeloptie. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. Meer over EPA Prognosticeren en markeren
-
Gedragsuiting
Heeft aandacht voor persoonlijke en teambalans.
-
Gedragsuiting
Draagt zorg voor ondersteuning van zorgverleners, mantelzorgers en vrijwilligers en stimuleert zelfzorg.
-
Gedragsuiting
Ziet toe op nazorg: contact met nabestaanden na overlijden, begeleiding en eventueel verwijzing voor gerichte ondersteuning bij de rouw.
-
Gedragsuiting
Signaleert knelpunten en onderneemt actie met betrekking tot de ondersteuning van zorgverleners, mantelzorgers en vrijwilligers.
-
EPA
Bij het uitvoeren van de afgesproken palliatieve zorg gaat het om het verlichten van lijden, kwaliteit van leven, waardig kunnen sterven en zorgdragen voor ondersteuning van rouw bij de nabestaanden. De arts voert mede het behandel- en zorgplan uit en optimaliseert samen met het team de zorg rondom patiënt vanuit de vier dimensies (somatisch, psychisch, sociaal en spiritueel), rekening houdend met cultuur, diversiteit en wet- en regelgeving en waakt voor uitvoering van verpleegkundige en verzorgende handelingen. De arts monitort, evalueert en stelt de zorg bij. Direct na het overlijden draagt de arts bij aan de zorg en ondersteuning aan de nabestaanden van de overleden patiënt. Meer over EPA Nazorg verlenen
-
Gedragsuiting
Neemt als hoofdbehandelaar c.q. medisch supervisor inhoudelijke eindverantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de geleverde zorg en neemt hierin de regie (NB. Dit kan verschillen per zorginstelling, eerste lijn of tweede lijn).
-
Gedragsuiting
Heeft aandacht voor persoonlijke en teambalans.
-
Gedragsuiting
Draagt zorg voor ondersteuning van zorgverleners, mantelzorgers en vrijwilligers en stimuleert zelfzorg.
-
Gedragsuiting
Levert een proactieve bijdrage aan het verdelen van taken in het interdisciplinair werkend team is zich bewust van de financiële en organisatorische kaders van de palliatieve zorgverlening in de verschillende contexten van zorg en organiseert de zorg.
-
Gedragsuiting
Neemt verantwoordelijkheid vanuit specifieke vakinhoudelijk kennis en ervaring op gebied van palliatieve zorg, om samenwerking, kwaliteit van zorg en groei van kennis te bevorderen.
-
Gedragsuiting
Geeft duidelijkheid over de invulling van de regiefunctie, rollen en taken van de hoofdbehandelaar, centrale zorgverlener, zorgverleners en eventuele andere betrokkenen.
-
Gedragsuiting
Regelt, indien nodig, inbreng van Palliatieve thuiszorg (PaTz-groepen) en/of consultatie van een gespecialiseerd (transmuraal) team palliatieve zorg.
-
Gedragsuiting
Organiseert en voert structureel en doelmatig intra- en interprofessioneel overleg.
-
Gedragsuiting
Draagt, samen met de centrale zorgverlener, zorg voor coördinatie, continuïteit en kwaliteit van de medische zorg, al naar gelang de gemaakte afspraken over instellingen heen.
-
Gedragsuiting
Draagt bij aan gestructureerd en doelmatig intra- en interprofessioneel overleg, waaronder het multidisciplinair overleg (MDO).
-
Gedragsuiting
Signaleert knelpunten en onderneemt actie met betrekking tot de ondersteuning van zorgverleners, mantelzorgers en vrijwilligers.
-
Gedragsuiting
Is zich bewust van de eigen opvattingen over leven en dood en ervaringen met ziekte en sterven en de invloed hiervan op het eigen functioneren in de rol van zorgverlener in de palliatieve zorg.
-
Gedragsuiting
Realiseert zich de (emotionele) impact van het omgaan met patiënten met levensbedreigende aandoeningen of kwetsbaarheid op zichzelf en anderen, en zoekt zo nodig ondersteuning en stimuleert zelfzorg bij collega zorgverleners.
-
EPA
Bij het signaleren, prognosticeren en markeren stelt de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve - en later de stervensfase vast. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase en worden de waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies in kaart gebracht. De arts spreekt in scenario's over de te verwachte prognose, beloop en behandeloptie. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. Meer over EPA Prognosticeren en markeren
-
Gedragsuiting
Kent de grenzen van de eigen competentie, handelt daar binnen en reflecteert.
-
EPA
Met gezamenlijke besluitvorming als leidraad is proactieve zorgplanning een continu en dynamisch proces van gesprekken over huidige en toekomstige levensdoelen en keuzes en welke zorg daar nu en in de toekomst bij past. Bij het proactief zorg plannen in de palliatieve fase denkt, plant en organiseert de arts, in samenspraak met de patiënt, naasten en andere zorgverleners, de palliatieve zorg vooruit. Vastgelegd beleid wordt regelmatig herijkt en zo nodig aangepast. Meer over EPA Proactief zorg plannen
-
Gedragsuiting
Levert met gepaste distantie zorg op integere, open en (emotioneel) betrokken wijze.
-
Gedragsuiting
Toont een kritische houding ten aanzien van de gegeven palliatieve zorg voor (kwaliteits)verbetering.
-
Gedragsuiting
Handelt professioneel met in achtneming van zowel persoonlijke als professionele waarden en normen.
-
Gedragsuiting
Kent de grenzen van de eigen competentie, handelt daar binnen en reflecteert.
-
Gedragsuiting
Reflecteert op de eigen waarden en normen op het gebied van palliatieve zorg.
-
EPA
Bij het uitvoeren van de afgesproken palliatieve zorg gaat het om het verlichten van lijden, kwaliteit van leven, waardig kunnen sterven en zorgdragen voor ondersteuning van rouw bij de nabestaanden. De arts voert mede het behandel- en zorgplan uit en optimaliseert samen met het team de zorg rondom patiënt vanuit de vier dimensies (somatisch, psychisch, sociaal en spiritueel), rekening houdend met cultuur, diversiteit en wet- en regelgeving en waakt voor uitvoering van verpleegkundige en verzorgende handelingen. De arts monitort, evalueert en stelt de zorg bij. Direct na het overlijden draagt de arts bij aan de zorg en ondersteuning aan de nabestaanden van de overleden patiënt. Meer over EPA Nazorg verlenen
-
Gedragsuiting
Reflecteert op de eigen waarden en normen op het gebied van palliatieve zorg.
-
EPA
De arts werkt in een interprofessioneel werkend team samen met verschillende zorgprofessionals, vrijwilligers en mantelzorgers. Bij deze activiteit gaat het om de organiserende, coördinerende en leidende rol van de arts in het team met alle betrokken partijen. Er worden afspraken gemaakt over wie functioneert als hoofdbehandelaar, wie als centrale zorgverlener en hoe de zorg in gezamenlijkheid wordt uitgevoerd met mantelzorgers, vrijwilligers en andere zorgverleners. De behandelaar draagt zorg voor passend beleid, coördinatie en continuïteit door een goede gestandaardiseerde transmurale overdracht als de patiënt overgaat naar een andere leefomgeving. Meer over EPA Coördineren en continuiteit leveren van zorg
-
Gedragsuiting
Is zich bewust van de eigen opvattingen over leven en dood en ervaringen met ziekte en sterven en de invloed hiervan op het eigen functioneren in de rol van zorgverlener in de palliatieve zorg.
-
Gedragsuiting
Realiseert zich de (emotionele) impact van het omgaan met patiënten met levensbedreigende aandoeningen of kwetsbaarheid op zichzelf en anderen, en zoekt zo nodig ondersteuning en stimuleert zelfzorg bij collega zorgverleners.
-
EPA
Bij het signaleren, prognosticeren en markeren stelt de arts op klinische gronden bij de patiënt met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid (het ingaan van) de palliatieve - en later de stervensfase vast. De arts spreekt met de patiënt en naasten over de palliatieve fase en worden de waarden, wensen en behoeften van patiënt en naasten op vier dimensies in kaart gebracht. De arts spreekt in scenario's over de te verwachte prognose, beloop en behandeloptie. De arts consulteert zo nodig in palliatieve zorgverlening gespecialiseerde zorgverleners. Meer over EPA Prognosticeren en markeren
-
Gedragsuiting
Is zich bewust van de eigen opvattingen over leven en dood en ervaringen met ziekte en sterven en de invloed hiervan op het eigen functioneren in de rol van zorgverlener in de palliatieve zorg.
-
Gedragsuiting
Realiseert zich de (emotionele) impact van het omgaan met patiënten met levensbedreigende aandoeningen of kwetsbaarheid op zichzelf en anderen, en zoekt zo nodig ondersteuning en stimuleert zelfzorg bij collega zorgverleners.
-
Gedragsuiting
Toont zelf effectieve coping-vaardigheden als het gaat om omgaan met patiënten in de palliatieve fase. Is zich bewust als eigen grenzen worden overschreden en maakt dit bespreekbaar.
-
Gedragsuiting
Kent de grenzen van de eigen competentie, handelt daar binnen en reflecteert.
-
Gedragsuiting
Reflecteert op de eigen waarden en normen op het gebied van palliatieve zorg.
-
EPA
Bij het uitvoeren van de afgesproken palliatieve zorg gaat het om het verlichten van lijden, kwaliteit van leven, waardig kunnen sterven en zorgdragen voor ondersteuning van rouw bij de nabestaanden. De arts voert mede het behandel- en zorgplan uit en optimaliseert samen met het team de zorg rondom patiënt vanuit de vier dimensies (somatisch, psychisch, sociaal en spiritueel), rekening houdend met cultuur, diversiteit en wet- en regelgeving en waakt voor uitvoering van verpleegkundige en verzorgende handelingen. De arts monitort, evalueert en stelt de zorg bij. Direct na het overlijden draagt de arts bij aan de zorg en ondersteuning aan de nabestaanden van de overleden patiënt. Meer over EPA Nazorg verlenen