Nicki Pouw-Verweij - Interview verkiezingen 2023
Publicatie

Nicki Pouw-Verweij - Interview verkiezingen 2023

  • Datum publicatie 21 november 2023
  • Auteur Rob Bruntink
  • Organisatie Palliaweb
  • Soort publicatie interview
  • Gebruiker Beleidsmaker
Voor vragen, neem contact op met:
Laatst geactualiseerd: 21 november 2023

Nickie Pouw-Verweij portretNicki Pouw-Verweij is het enige Kamerlid dat als student geneeskunde zowel de bachelor als de master afrondde. Ze is Kamerlid namens de BoerBurgerBeweging (BBB).

Nicki Pouw-Verweij heeft als arts in allerlei sectoren van de gezondheidszorg gewerkt. Daardoor kent ze zowel de thuiszorg, de verpleeghuiszorg als de ziekenhuiszorg van binnenuit. Vooral in de thuis- en verpleeghuiszorg heeft en had ze veel contact met patiëntengroepen die palliatieve zorgbehoeften hebben.

Wat is uw indruk: bereiden mensen zich over het algemeen goed voor op de palliatieve levensfase?

‘Nee, dat doen zij meestal niet. En dat heeft direct effect op de inhoud van de zorg die in de laatste levensfase gevraagd wordt. Want als ik wat chargeer doet de overgrote meerderheid alsof iedereen in Nederland in een opperste staat van gezondheid 90 jaar wordt. Mocht onderweg naar die leeftijd dan toch opeens een ziekte opdoemen die levensbedreigend is, dan stuurt diezelfde meerderheid direct aan op een zo snel mogelijk levenseinde. Euthanasie dus. Er is dus in hoge mate sprake van een zwart-witdenken: óf het gaat goed en we hoeven het nergens over te hebben, óf het gaat niet goed, en dan moet de dood zo snel mogelijk naar voren gehaald worden. Mensen staan er doorgaans niet bij stil dat er nog tal van grijstinten zijn. Je kúnt je, als je wilt, voorbereiden op die laatste levensfase. Je kunt met je partner of familie erover in gesprek gaan. Over hoe je zo’n periode ziet. Of je kunt erover in gesprek met je huisarts. Zodat hij of zij alvast weet wat voor jou belangrijk is. Dat kunnen echt hele waardevolle gesprekken zijn. Een dergelijke voorbereiding kan voorkomen dat je in paniek schiet en direct in zo’n euthanasiespoor wil stappen.’

Hoe kunnen we voorkomen dat men alleen in die twee smaken denkt: ‘het gesprek vermijden’ en ‘het hoeft al niet meer, doet u mij maar euthanasie’?

‘Twee dingen zijn daarbij erg belangrijk. Allereerst denk ik dat zorgprofessionals wel wat alerter kunnen zijn in het agenderen van gespreksonderwerpen die van belang zijn voor de zorg in de palliatieve levensfase. Er lijkt nog wat terughoudendheid te bestaan onder de professionals om dergelijke gesprekken aan te gaan. Misschien is het noodzakelijk hen bijscholing aan te bieden op dit punt. Sowieso lijkt het me zinvol om de gesprekstechnieken die hiervoor vereist zijn onderdeel te laten worden van de opleidingen voor de nieuwe generaties artsen en verpleegkundigen. Dat kan een domino-effect hebben in de zorg. Als dergelijke gesprekken vanuit de jongere generaties zorgprofessionals ‘het nieuwe normaal’ worden, kan de oude garde niet meer achterblijven, toch?

Het tweede dat moet gebeuren vereist een fundamentele verandering in hoe wij met onze ouderen omgaan. Eigenlijk worden ze, lomp gezegd, vroegtijdig afgeschreven. Dat gaat me behoorlijk aan het hart. Alsof ze buiten de samenleving staan. Alsof ze de natie alleen maar tot last zijn. De afbraak van de ouderenzorg, in al die kabinetten met Rutte, is gigantisch. Ondertussen lijken we ouderen wel een ‘wet voltooid leven’ aan te willen bieden. Dat moet echt anders. Als we alleen maar op deze weg blijven voortgaan, moeten we niet raar staan te kijken als die vraag naar euthanasie blijft stijgen. We creëren die vraag op deze manier namelijk zelf. Zodra het kabinet daar een fundamenteel andere positie in aanneemt – en dan bedoel ik: waardéér de ouderen – zal dat onmiddellijk effect hebben op de vraag om euthanasie.’

U had het over de opleidingen van artsen. U heeft er zelf ooit één gevolgd, de bachelor én de master. Het is anno 2023 nog steeds zo dat artsen géén lessen over palliatieve zorg krijgen. Wat moeten we daarmee?

‘Dat is natuurlijk heel raar. Maar het probleem is breder dan dat. Het gaat niet alleen om de lessen die zij krijgen, het gaat ook over de coschappen die zij lopen. Is een coschap van zes weken op de afdeling obstetrie-gynaecologie echt nodig? Moeten we artsen, kijkend naar de vergrijzing die eraan komt, niet vooral coschappen laten volgen in de ouderenzorg? Moeten we de focus niet wat verleggen ondertussen?’

Is dat een taak van een kabinet of van de Tweede Kamer om die opleidingen de plicht op te leggen hun curriculum wat aan te passen?

‘Hou me ten goede, maar dat zou ik niet aan politici overlaten. Kijk, ik ben de enige in de Kamer die de studie geneeskunde met een bachelor en master heeft afgerond, maar de overige 149 Kamerleden hebben die ervaring niet. Moet je aan hen de inhoud van zo’n opleiding overlaten? Dat lijkt me niet.

Ik hecht veel meer waarde aan zo’n constructie die bijvoorbeeld de Kaderopleiding Palliatieve Zorg aanbiedt. Dat je je als arts in feite kunt specialiseren in palliatieve zorg. Ik weet dat vooral huisartsen daarvoor kiezen, maar je zou zoiets ook kunnen maken voor medisch-specialisten. Dat zij hun beroep – internist bijvoorbeeld – met een subspecialisatie kunnen optuigen. Bijvoorbeeld nadat ze een fellowship van een jaar hebben gelopen. Net zoals je een internist-endocrinoloog kunt hebben, zo zou je dan ook de functie van internist-palliater kunnen krijgen.’

kaart kiezen en delenU heeft gezien dat PZNL samen met KWF het kaartspel Kiezen & Delen heeft uitgegeven. Dit is onder meer gericht op het stimuleren van gesprekken over ziek zijn, de laatste levensfase en de dood. Welk kaartje sprong er voor u uit?

‘Ik vond het een fantastisch spel! Als iedereen die vragen en stellingen uit dat spel nou eens met elkaar zou bespreken… Dat zou geweldig zinvol zijn. Ik heb twee kaartjes uitgekozen die er voor mij uitsprongen. De ene is: ‘Ik wil zelf bepalen wanneer ik doodga’ versus ‘Ik laat het moment van mijn dood over aan de natuur of aan het lot’. De andere is: ‘Controle’ versus ‘Loslaten’. 

Controle en loslaten lijkt soms binnen generaties met elkaar te botsen, is mijn ervaring. Dat geldt dan met name voor de stervensfase. Ik chargeer misschien wat, maar in het algemeen zijn de wat oudere patiënten goed in loslaten. Zij nemen het leven, en dus ook het sterven, zoals het komt. Hun kinderen, de jongere generatie dus, is meer van de controle. Zij kunnen het sterven van hun ouders niet aanzien. Veel van wat onder ‘het normale stervensproces’ valt, zien zij als verschrikkelijk lijden. Dus zij willen dat de dokter het proces gaat controleren; het natuurlijke verloop gaat beïnvloeden. Versnellen. Dat is, ook voor de betrokken dokter, een lastig proces. Als ouders en kinderen vóóraf wat meer hierover met elkaar zouden praten, zou zo’n sterfbed rustiger kunnen verlopen.

Persoonlijk ben ik meer als die oudere patiënt uit dit voorbeeld. Ik ben gelovig. Ik zie de dood als een transitiemoment, niet als een eindpunt. Ik geef die controle dus graag over aan het Andere. En ja, dat mag je inderdaad als synoniem zien voor de natuur of het lot.’

Dit interview is geschreven in aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen op 22 november 2023. Meer interviews en standpunten rond palliatieve zorg vind je op de pagina www.palliaweb.nl/verkiezingen-2023

Voor vragen, neem contact op met:
Laatst geactualiseerd: 21 november 2023
Niet gevonden wat je zocht?
Mail de redactie
Mail de redactie met jouw evenement, nieuws of tool waar anderen baat bij kunnen hebben. Suggesties of klachten over informatie zijn ook zeer welkom. Met jouw inbreng kunnen we Palliaweb verbeteren.