Margreet Venema: “Een warme overdracht geeft rust, continuïteit en vertrouwen.”
Elke nieuwsbrief zetten we een collega uit het Netwerk Palliatieve Zorg Noordwest-Veluwe in het zonnetje.
Dit keer is dat Margreet Venema, ziekenhuisartsKNMG bij ziekenhuis St Jansdal. In dit interview deelt zij haar visie, praktijkervaring en wensen voor de toekomst van palliatieve zorg. Zij geeft samen met Ditta Ritmeester de scholing van 22 mei over leverfalen en -cirrose.
Kun je jezelf kort voorstellen?
“Mijn naam is Margreet Venema, ik ben ziekenhuisartsKNMG in het St. Jansdal ziekenhuis. Sinds 2022 werk ik in deze functie, maar ik ben al langere tijd verbonden aan dit ziekenhuis, onder andere als zaalarts. De rol van ziekenhuisartsKNMG is relatief nieuw in Nederland, maar het past mij als persoon en professional enorm goed: het is een breed, mensgericht vak waarin je echt het verschil kunt maken voor kwetsbare patiënten.”
“Ik heb op latere leeftijd bewust gekozen voor de opleiding tot ziekenhuisarts. Eerder zat ik zelfs even in de opleiding tot cardioloog, maar ik merkte dat ik daar te weinig ruimte voelde om écht te zorgen. Alles moest snel, efficiënt en technisch. Dat paste niet bij mij. Ik ben een dokter die wil weten wie er in het bed ligt — niet alleen wat er aan de hand is. Vanuit dat verlangen ben ik uiteindelijk ziekenhuisarts geworden.”
“Later heb ik ook de negendaagse opleiding palliatieve zorg gevolgd bij het Amsterdam UMC. We proberen alle ziekenhuisartsenKNMG die opleiding te laten volgen.”
Tekst gaat verder onder de foto
Voor wie het nog niet kent: wat is een ziekenhuisarts eigenlijk?
“Een ziekenhuisartsKNMG is een medisch specialist die breed generalistisch werkt binnen het ziekenhuis. We zijn opgeleid om patiënten in de volle breedte te bekijken en behandelen, juist wanneer er sprake is van meerdere aandoeningen tegelijk, oftewel multimorbiditeit.”
“Dat onderscheidt ons van de basisarts. Wij hebben een driejarige vervolgopleiding gevolgd, waarin we specifiek worden opgeleid voor complexe zorg binnen het ziekenhuis. Onze aanpak lijkt in sommige opzichten op die van de huisarts, maar dan binnen de muren van het ziekenhuis.
Daarnaast houdt een ziekenhuisartsKNMG zich ook bezig met kwaliteit- en veiligheidsprojecten op afdelingen.”
Hoe ben je in aanraking gekomen met palliatieve zorg?
“Palliatieve zorg kwam niet ineens op mijn pad, het is eigenlijk een vanzelfsprekend onderdeel geworden van mijn manier van werken. Ik hou er gewoon van om goede zorg op de afdeling te leveren en dat houdt dus niet altijd in om alles maar te doen, te opereren of te behandelen. Als ziekenhuisartsKNMG zie je veel patiënten met meerdere aandoeningen, van wie het herstel soms beperkt is. Dan komt vanzelf de vraag op: wat heeft deze patiënt nu écht nodig en wat is passend voor deze patiënt?”
“Ik ontdekte dat ik veel voldoening haal uit het voeren van gesprekken over wat passende zorg is. Wat is haalbaar? Wat is wenselijk? Wat laat je juist achterwege? Het mooie aan palliatieve zorg is dat het ruimte biedt voor die afwegingen. Het is niet het einde van behandeling, het is een andere vorm van behandelen — eentje waarin kwaliteit van leven centraal staat. Dat raakt precies aan waarom ik dokter ben geworden.”
Samenwerking met het palliatief team
“Ik zie veel patiënten voor wie de palliatieve fase begint of al gaande is. Vaak heb ik de gesprekken over wensen, grenzen en mogelijkheden. Ik bereid voor, signaleer, stem af. Daarmee functioneer ik eigenlijk als een soort ‘voorportaal’ van het palliatieve team.”
“We werken goed samen. Zeker als het team het druk heeft, kan ik al veel voorwerk doen. Denk aan het in kaart brengen van wensen, het starten van een behandelplan of het inschakelen van nazorg. Dat scheelt het team tijd en de patiënt krijgt sneller duidelijkheid. Maar wat betreft bijvoorbeeld de zorg rond zingeving of psychosociaal welzijn, is het team echt onmisbaar. Zij hebben daar meer tijd voor.”
Je noemde eerder het belang van ‘warme overdracht’. Wat bedoel je daarmee?
“Bij ontslag van een palliatieve patiënt bel ik vrijwel altijd zelf de huisarts of het hospice. Dat doe ik naast het schrijven van een overdrachtsbrief. Ik wil dat iemand thuiskomt in een situatie die al voorbereid is. Geen losse eindjes, geen onnodige stress. Goede communicatie met de patiënt, naasten en zorgverleners is erg belangrijk.”
“Een warme overdracht geeft rust, continuïteit en vertrouwen.”
Wat vind je wat vind je mooi aan dit stukje palliatieve zorg en wat vind je daarin moeilijk?
“Wat ik mooi vind is dat ik de kans heb om het laatste stukje van iemands leven zo goed mogelijk te begeleiden. Dat is voor mij ontzettend waardevol. En de levensverlengende behandelingen zijn er op een gegeven moment niet meer, maar we behandelen natuurlijk nog wél, maar dan om het laatste stuk van iemands leven zo goed en comfortabel mogelijk te maken.”
“In het ziekenhuis kom je in de palliatieve setting best moeilijke dingen tegen en soms zou ik meer tijd willen hebben voor de patiënt en diens naaste, maar ik zie dit meer als een uitdaging om daar goed mee om te gaan dan dat ik het echt moeilijk vindt.”
Heb je advies voor collega’s in het netwerk?
“Ga op tijd het gesprek aan met patiënten over zaken omtrent het levenseinde, hoe moeilijk dat ook kan zijn. Dat we mensen laten nadenken als ze ouder worden wat ze nog wel en niet meer willen. Daarnaast ook dat er op tijd nagedacht wordt over bijvoorbeeld het hospice. Zeker als het thuis al een tijdje niet meer zo goed gaat, is het goed om dat optijd te overwegen.
Wat zijn jouw wensen voor de toekomst van palliatieve zorg?
“Goede, structurele financiering. Voor de zorg zelf, maar ook voor artsen, verpleegkundigen en specialisten die zich hierin verdiepen. Palliatieve zorg is géén luxe, het is gewoon onderdeel van goede geneeskunde.”
“En ik zou willen dat we in het ziekenhuis nog meer oog krijgen voor wat echt telt in de laatste fase van iemands leven. Palliatieve zorg is soms ook behandelen. Als een patiënt nog heel graag een naaste wil zien, laat ik soms bijvoorbeeld de antibiotica doorgaan. Dan is er in het ziekenhuis weleens de neiging ‘we zitten in de terminale fase, dus we stoppen alle medicijnen’ maar dat is niet altijd het beste.